ere gebaren, snijdt hij plegtstatig zekere stukken uit. Hoewel de
omstanders hetzelfde tooneel ontelbare malen bijgewoond hebben, staan
zij opnieuw eerbiedig-zwijgend toe te zien, niet anders dan of er eene
nog onbekende godsdienstige handeling gevierd werd. Zij wien daarna het
voorregt te beurt valt te mogen proeven van de vangst, stellen dit met
eene bevordering in den adelstand gelijk. Vraagt men of deze jagers,
door hun gestadig nazetten en eten van wild wel iets hoogers bereiken
dan dat zij zelven allengs in weinig minder dan wilde dieren ontaarden?
Neen; maar onderwijl verbeelden zij zich niettemin een koningsleven te
leiden."[68]
Thans komen de plaatsen waar de dwaasheid begint te zweemen naar eene
deugd; in zulke mate dat wij haar niet geheel kunnen veroordeelen zonder
het gemeenebest van een nuttig steunsel, of het leven der bijzondere
personen van een onschuldig en aangenaam tijdverdrijf te berooven.
Tot afwisseling ontleen ik eene bladzijde aan eene andere _Stultitiae
Laus_, geschreven door eene jongere tijdgenoot van Erasmus in Frankrijk,
Louise Labe (1525--1565). Sommige trekken zijner vinding zijn door de
schoone lyonesche Cordiere in haar _Debat de Folie et d'Amour_ zoo
gelukkig nagevolgd, dat de europesche letterkunde van het tijdvak
misschien geen volmaakter proeve van erasmiaansche renaissancestijl in
de landstaal heeft aan te wijzen.[69]
Men hoore Mercurius, advokaat van Folie, de merkbare teekenen van
waanzin bij het verliefd jong meisje opsommen. De gedachte en de wending
zijn van Erasmus; maar ons geeft dit oude fransch een betere
voorstelling van den algemeenen toon zijner satire, dan de beste
vertaling in hedendaagsch nederlandsch vermag. "Et dans tous ces actes
de la pauvrette," pleit Mercurius, "quels traits trouvez-vous que de
Folie? Avoir le coeur separe de soymesme, etre maintenant en paix, ores
en guerre, ores en treves; couvrir et cacher sa douleur: changer visage
mille fois le iour: sentir le sang, qui lui rougit la face, y montant:
puis soudein s'enfuit, la laissant palle, ainsi qui honte, esperance, ou
peur, nous gouvernent. Chercher ce qui nous tourmente, feignant le fuir,
et neanmoins avoir crainte de le trouver: n'avoir qu'un petit ris entre
mille soupirs: se tromper soymesme: brusler de loin: geler de pres: un
parler interrompu: un silence venant tout a coup: ne sont-ce tous signes
d'une personne alienee de son bon entendement?"[70]
Nog een thema van Erasmus wordt door de uit
|