RON: Een diner van malven, boonen en
prei? Want iets anders oogsten wij bij ons in de onderwereld niet,
zooals ge weet.--ALASTOR: Neen waarachtig niet: van patrijzen, kapoenen
en fazanten, ten minste wanneer ge een gastheer wilt zijn wien men
dankbaar is.--CHARON: Maar wat drijft hen toch aan om den oorlog zoo
door te drijven of wat nut oogsten ze daarvan?--ALASTOR: Omdat ze meer
voordeel hebben van de dooden dan van de levenden. Dan komen de
testamenten, begrafenismaaltijden, allerlei vrijdom en vele andere, niet
te versmaden zoete winstjes. Kortom: ze willen liever in een legerkamp
verkeeren dan in hunne kloostercellen. Een oorlog maakt velen tot
bisschoppen, die in vredestijd geen cent waard waren.--CHARON:
Verstandige menschen!--ALASTOR: Maar waarvoor heb je een schip
noodig?--CHARON: O, noodig hebben zou ik 't niet, als ik graag eens weer
midden in de rivier schipbreuk wilde lijden.--ALASTOR: Door de menigte
van dooden?--CHARON: Wel natuurlijk.--ALASTOR: Maar je vaart toch maar
alleen schimmen over, geen lichamen. En wat hebben die schimmen een
onbeteekenend gewicht!--CHARON: Laten ze zoo licht zijn als mugjes; de
menigte muggen kan zoo groot zijn dat ze mijn boot zwaar maken. En, dan
moet ge ook niet vergeten: mijn boot is ook maar de schim van een
boot.--ALASTOR: Toch herinner ik me wel eens gezien te hebben dat, toen
er eens een groote troep schimmen was om overgebracht te worden en uw
boot ze niet allen kon bevatten, er dikwijls aan uw roer een drieduizend
schimmen hingen terwijl gij er geen gewicht van bespeurdet.--CHARON: Ik
geef toe dat er zulke schimmen zijn die langzamerhand uit het lichaam
weken ten gevolge van tering of aanhoudende koorts. Maar de schimmen die
plotseling uit een goed doorvoed, welgedaan lichaam worden losgerukt,
die dragen nog veel van de lichaamszwaarte met zich mee. En beroerte,
keelziekte en pest zenden mij zulke dingen toe, maar voornamelijk de
oorlog.--ALASTOR: Ik geloof niet dat Franschen of Spanjaarden veel
gewicht meebrengen.--CHARON: Veel minder dan de overigen maar met dat al
zijn hunne schimmen toch ook niet altijd zoo licht als een veertje. Maar
van de Engelschen, van de goed doorvoede Duitschers komen er nog al
dikwijls die zoo zwaar zijn, dat ik nog onlangs, toen ik er tien
welgeteld overbracht, gevaar liep schipbreuk te lijden en als ik er niet
wat van overboord geworpen had, zou ik, met boot en matrozen en veergeld
en al, omgekomen zijn.--ALASTOR: Geen gering verschil tussc
|