verre afweek van hare wyze van
zeggen, en breden ophef, als of zy, ten minsten, eene heilige van den
eersten rang ware. Gy hebt zulke brave ouders in 't graf; draag u toch
wel, kind. Ik beken, zo eene behandeling is haast niet om te verdragen;
zo zy het al te erg maakt, en gy beter kunt te recht komen, ik guarandeer
uw kostgeld; mids dat de Lieden onbesproken en hupsche menschen zyn.
--Doe deezen stap echter niet, dan in den dringentsten nood, of wy zullen
geen Vrienden blyven; ik kan niet toestaan, dat gy u zelf zoudt benadeelen;
daar heb ik u veels te lief toe. Ja, wat ik zeggen wou? Ik heb hier eene
menigte muziek voor u gekogt, en die zal ik u met een los adres[3], als
ik goederen afzend, toeschikken. Zy geven hier voor dat de Compositie
heerlyk is: ik vergeet al myn kunst met die druktens; maar ik heb zo
graag, dat zoete meisjes zich wel diverteeren; en gy zyt toch een
muziekgekje. Ik denk wel om u, en kan dikwyls wenschen, dat ik u hier
had. Hier, Saartje, zoude uwe geestige hekelzucht stoffe vinden, al
hoorde en zaagt gy niets dan dien nimmer stillen zwerm van Gouwe torren,
en Zomerkapelletjes; want zo noem ik dat lastig beslissent wel opgepronkt
Jan hagel, dat men _Petits maitres_ hiet: Ik ben zoo bang voor zo een
rekeltje, als gy voor een Aap; zy noemen my hier: _le gros Hollandais_;
wat beduidt dit Kind? mooglyk nietmetal.
Binnen zes maanden denk ik thuis te zyn. Wat lange brief is dit? nu gy
yder een niet; maar toch, ik schryf niet graag Brieven.--Vaarwel, leef
vrolyk, wees gegroet van
_Uwen toegenegen Voogd_,
ABRAHAM BLANKAART.
Noten:
[1] Rijer = 14 gulden.
[2] Afzonderlijk.
[3] Apart pakje.
TWEEDE BRIEF.--Aletta de Brunier heeft Saartje gezien als een
"kwakerinnetje", in den winkel van Mad(elle) G. Dat is te gek,
schrijft ze aan Saartje, met wie ze vroeger heeft school gegaan, en
ze stelt haar voor bij haar te komen wonen, en pension bij de wed(e)
Spilgoed-Buigzaam--daar hebben ze 't best. Er wonen nog twee dames.
DERDE BRIEF.
MEJUFFROUW SARA BURGERHART AAN DEN HEER ABRAHAM BLANKAART.
_Ge-eerde Heer, zeer ge-achte Voogd!_
Dat was een blyde Postdag voor my. Een Brief van myn geeerden Voogd.
Waarlyk, ik heb geschreit, ziende hoe veel belang gy in my naamt: doch
dat zes maanden uit blyven! daar lag al myn vreugd in 't voetzant.
Wel, myn allerliefste Voogd, ik kan het hier geen zes weken langer
uithouden; zo als
|