auwkeurig met elkander
overeen in de beschrijving van den vorm van dat voorwerp of wezen,
van de onberekenbare snelheid zijner bewegingen, de verbazende kracht
waarmede het zich verplaatste, en zijne bijzondere levenswijze. Als
het een walvisch was, overtrof hij in grootte al wat de wetenschap
en het onderzoek tot nog toe hadden doen kennen; noch Cuvier, noch
Lacepede, noch Dumeril, noch Quatrefages zouden zoo iets geloofd
hebben--of zij moesten het monster hebben gezien, dat is te zeggen,
gezien met de oogen van een geleerde!
Als men de gulden middelmaat betrachtte tusschen al de opmerkingen, die
nu en dan gemaakt waren, door zoowel de te kleine opgave te verwerpen,
welke aan dat voorwerp eene lengte gaf van slechts 200 voet, als de
overdreven meening dat het een kilometer breed en drie lang zou zijn,
zoo kon men toch wel aannemen dat dit buitengewone wezen in grootte
verreweg alle berekeningen overtrof, welke ichthyologen tot nog toe
gemaakt hadden, altijd--als het al bewezen kon worden, dat het bestond.
Maar dat het bestond kon niet ontkend worden, en men zal zich een
denkbeeld kunnen vormen van de ontroering, welke deze bovennatuurlijke
verschijning in de geheele wereld te weeg bracht, als men slechts
in het oog houdt dat er in den menschelijken geest eene neiging voor
het wonderbaarlijke bestaat.
Inderdaad had de stoomboot Gouverneur Higginson van de Calcutta-
en Burmah-Compagnie, op 20 Juli 1866, deze beweegbare massa op vijf
kilometers van de oostkust van Australie ontmoet. De kapitein Baker
geloofde eerst dat het een onbekende klip was; hij wilde er reeds de
juiste ligging van bepalen, toen het onverklaarbare ding sissend twee
waterstralen 50 meter hoog in de lucht spoot. Als dat nu geen klip
was waar een onderaardsche warme bron tusschenbeiden met geweld in
de hoogte werd gedreven, dan had de Gouverneur Higginson hier goed en
wel te doen met eenig tot nog toe onbekend zoogdier, dat waterstralen
met lucht en damp vermengd uit zijne kieuwen uitblies.
Iets dergelijks werd 23 Juli van hetzelfde jaar in de Stille
Zuidzee opgemerkt door de Christobal Colon van de West-Indische en
Zuidzee-Compagnie. Derhalve kon die buitengewone visch zich met eene
verbazende snelheid van de eene plek naar de andere bewegen, want
genoemde schepen hadden het monster slechts drie dagen na elkander
op twee verschillende punten van den aardbol ontmoet, welke meer dan
2800 kilometer van elkander lagen.
Veertien dagen daarna zeil
|