de verbeelding weldra de meest dwaze veronderstellingen
maakte op ichthyologisch gebied.
Bij mijne komst te New-York hadden verschillende personen mij
de eer aangedaan om mij over het wonderbaarlijk verschijnsel
te raadplegen. Ik had in Frankrijk een werk uitgegeven in twee
kwartijnen, waarvan de titel luidde: "De geheimen van de diepten
der zee." Dit boek was nog al in den smaak der geleerden gevallen,
en verhief mij tot eene specialiteit in dat vrij onbekende deel der
natuurlijke geschiedenis. Men vroeg mij om raad; voor zoover als ik
het wezenlijke van de zaak begrijpen kon, bepaalde ik mij tot eene
volstrekte ontkenning; maar weldra dreef men mij zoo in het nauw,
dat ik mij bepaald moest uitdrukken; de "hoog geleerde Pierre Aronnax,
hoogleeraar aan het museum te Parijs" werd door den "New-York Herald"
genoodzaakt zijne meening uit te spreken.
Eindelijk liet ik mij dwingen; ik sprak omdat ik niet meer zwijgen
kon; ik bekeek de zaak van alle kanten, zoowel staatkundig als
wetenschappelijk, en ik geef hier slechts het slot van een zeer
uitvoerig artikel, dat ik in het nommer van den 30sten April schreef:
"Derhalve," zei de ik na alle veronderstellingen afzonderlijk te hebben
nagegaan, "nu elke veronderstelling verworpen is, moet men noodzakelijk
aan het bestaan van een zeedier gelooven dat met buitengewone krachten
begaafd is. De grootste diepten van den Oceaan zijn ons geheel
onbekend; het dieplood heeft ze niet kunnen peilen. Wat geschiedt er
in die afgronden? Welke wezens kunnen er 12 of 15 kilometer onder het
oppervlak der zee leven? Hoe is hun samenstel? Men kan er nauwelijks
naar gissen. De oplossing van het raadsel voor hetwelk wij staan,
kan tweeledig zijn. Of wij kennen al de verscheidenheid der dieren,
welke onze planeet bewonen, of wij kennen ze niet. Indien wij ze niet
allen kennen, indien de natuur nog geheimen voor ons heeft op het
gebied der ichthyologie, dan is niets aannemelijker dan te gelooven
aan het bestaan van walvisschen van eene geheel nieuwe soort, van een
bijzonder maaksel, dat hen geschikt maakt om in de grootste diepte te
leven, waar het dieplood nog niet is kunnen doordringen; een bijzonder
toeval, een gril, een luim, als men wil, brengt hen mogelijk van tijd
tot tijd, doch zeldzaam, aan het oppervlak van den Oceaan.
"Indien wij integendeel alle levende soorten kennen, moet men het hier
bedoelde dier noodzakelijk zoeken onder de reeds bekende zeedieren,
en in dat geval zou ik genei
|