kele brief is er ooit bij verloren gegaan. Daarom kiezen
passagiers niettegenstaande de groote concurrentie van eene Fransche
maatschappij, nog altijd bij voorkeur de schepen der Cunard-lijn,
zooals genoegzaam uit de verslagen der laatste jaren blijkt. Na dit
alles zal niemand zich verwonderen over de ruchtbaarheid, welke een
ongeval kreeg, dat een van hare grootste stoomschepen overkwam.
De Scotia bevond zich 13 April 1867 bij kalme zee en flauwe koelte op
15 deg. 12' W.L. en 45 deg. 37' N.B., en liep met eene snelheid van dertien
en een halven knoop; de raderen bewogen zich zeer regelmatig; de
diepgang was toen 6,7 meter. Zeventien minuten over vieren, terwijl
de passagiers in het salon vereenigd waren om een lunch te gebruiken,
voelde men een niet zeer hevigen schok, die even achter het rad aan
bakboordszijde werd toegebracht. De Scotia had niet gestooten, maar
een stoot ontvangen van een werktuig dat eer snijdend of borend dan
kneuzend was. De schok was zoo gering geweest, dat niemand aan boord
er zich ernstig ongerust over maakte, toen de matrozen uit het ruim
naar boven stormden met den kreet: "wij zinken, wij zinken!" Eerst
waren de passagiers zeer ontsteld, maar kapitein Anderson stelde hen
spoedig gerust; en inderdaad, het gevaar kon zoo dreigend niet zijn;
de Scotia was door waterdichte beschotten in zeven afdeelingen verdeeld
en kon dus zonder vrees een lek velen. De kapitein ging onmiddellijk
naar beneden en bevond dat de vijfde afdeeling vol water liep; dit
geschiedde zoo snel, dat het lek zeer groot zijn moest. Gelukkig
bevond zich de machine niet in dit gedeelte, anders waren de vuren
aanstonds uitgegaan. De kapitein liet onmiddelijk stoppen, en een
matroos dook in het water om te onderzoeken welke averij men had
gekregen; hij vond dat er een gat van twee meter breed in de kiel
was. Zulk een lek kon niet gestopt worden, en de Scotia moest hare
reis vervolgen met de raderen voor de helft in 't water. Men was toen
nog op 300 kilometer van kaap Clear, doch eindelijk liep de boot toch
te Liverpool in het dok der maatschappij binnen; zij kwam drie dagen
te laat aan, waarover men zeer ongerust was geweest.
Toen de Scotia in het droge dok was gehaald, onderzochten de
ingenieurs het schip; zij konden hunne oogen nauwelijks gelooven;
op twee en een halven meter onder de waterlijn was een regelmatig
gat in de gedaante van een gelijkbeenigen driehoek. De breuk van
de ijzeren platen was bijzonder zuiver, en zou in
|