ingen een vierkantig plein: het woonhuis, dat
laag is en zonder verdieping; de stallen, voorzien van roode deuren en
talrijke luchtgaten; de schuur met hare wijde poort en haar hoog dak.
Het ovenhuis heeft men afgezonderd, evenals het afdak, waaronder men de
wagens, de karren, de ploegen en de eggen bergt.
Al de buitenmuren zijn versch gewit.
Van den vroegen morgen tot den laten avond is iedereen hier vlijtig aan
den arbeid. Hoort gij de meid niet zingen, die op dit oogenblik het vee
verzorgt? Hoort gij den knecht niet fluiten, die met den grooten wagen
om hooi rijdt?
Wij treden binnen, en worden door den blozenden pachter en zijne jonge
vrouw hartelijk ontvangen.
Het koperen kruisbeeld op het bord der groote schouw; het keukengerief
boven den waschsteen; de blinkende banden der boterkern; de geplooide en
sneeuwwitte gordijntjes aan het venster; de bloeiende geraniums in hunne
roode potten; -- alles spreekt van reinheid, van orde, van welstand.
"Edele menschen!" fluisteren wij bij het heengaan; "God zegene hun huis
en hunnen arbeid!"
Door den band nochtans zijn de pachthoven, in dit gedeelte des lands,
minder verzorgd dan in het land van Waas, in het Houtland en de Polders.
Dit verschil is vooral gevoelig aan de kanten van Geeraardsbergen, waar
men nog vele boerenwoningen aantreft, gebouwd van hout en klei.
VII.
Naar den Lauweberg.
In zes minuten tijds snelt een trein van Kortrijk naar Marke.
Rechts ontwaart de reiziger het Magdalenakerkhof, het kasteel der edele
familie Bethune en Bissegem; links den Pottelberg, eene groote, omwalde
hofstede en de Markebeek, kronkelend door velden en weilanden.
Het kerkhof is Kortrijks oude Lazarij. Deze bestond reeds in 1233.
Bij het genoemde kasteel is het gehucht "de Markebeek." Hier vond men,
op het einde der XVIIIe eeuw, eene stokerij. Tijdens den Boerenkrijg,
bepaaldelijk in den morgen van 29 October 1798, brachten eenige
hartelooze republikeinen daar drie personen om hals: Jan Carlier,
Augustijn Vroman en Jan-Baptist Vroman. Een steen, in den voorgevel van
het huis gemetseld, herinnert deze treurige gebeurtenis.
Een lief boschje, toebehoorende aan M. Vandenpeereboom, bezet de helling
des Pottelbergs.
De omwalde hofstede, langs den Bruyninkweg, is een overblijfsel van het
oude landgoed Roodenburg, bestaande uit een kasteel met boomgaarden,
hof, molen en loopende landen.
Op het einde der XIIe eeuw was Roodenburg een eigendom van Wouter,
|