elder van het huis der familie van
Butsele-Deneufbourg, op den Bergplas, eene Romeinsche lijkbus, hebbende
eenen omtrek van 35 centimeters. Elders legde men Romeinsche
schrijfstiften, wapens en bouwstoffen bloot.
In de eerste helft der VIIe eeuw kwam Sint Amand, de Frankische
geloofszendeling, naar het Zuiden van Vlaanderen, naar Kortrijk en
Ronse. In deze stad stichtte de vrome man eene kerk en een klooster, in
het jaar 638.
De dichter van _Heer Daneelken_, eene zeer oude romance, kende Ronse:
Hi tooch te Ronsen upt hooghe huys
Om drie synder suster kinder...
Daneelken leefde zeven jaren in het gebergte -- op den Muziekberg? -- en
ging vervolgens naar de hoofdstad der christenheid.
Hi nam een staf al in syn hant,
Ende hi treec te Romen binnen:
"Nu biddic Maria, die moeder Gods,
Dat ic den paus mach vinden."
Doen quam hi voor den paus ghegaen,
Voor onsen eertschen vader:
"Here, ic soude mi biechten geern,
Ende roepen up Gods ghenade.
"Ic soude mi biechten seer bevreest
Met alle minen sinne;
Ic heb seven jaer in den berch gheweest..."
Ronse verkreeg zijne eerste keure in 1240, vijftig jaren na Kortrijk. Nu
kon de bevolking zich ongestoord aan den arbeid overgeven, op den handel
toeleggen.
Gedurende de middeleeuwen bloeide de lakenweverij zoowel te Ronse als te
Gent, te Brugge, te Ieperen en te Kortrijk. Nog in de eerste helft der
XVIe eeuw kwamen "de goede lieden van Ronse ter Curtricmarct met haren
lakenen," weshalve zij van het magistraat een geschenk van "twee cannen
wyns" ontvingen. In de halle van Leuven mochten de kooplieden van Ronse
hunne waren uitstallen, zonder rechten te betalen.
Op onze dagen is Ronse nog eene zeer nijverige stad, vooral befaamd om
de katoenen weefsels, die men er vervaardigt. Ook de spinnerijen
erlangen eene groote uitbreiding.
Geen wonder dan, dat de bevolking spoedig aangroeit. In 1856 telde Ronse
12,000 inwoners; in 1878 waren er meer dan 14,600; in 1897 ongeveer
19,000.
Groote rampen teisterden de gemeente, vooral in de XVIe eeuw.
Toen Maximiliaan van Oostenrijk in den echt trad met Maria van
Burgondie, poogde Lodewijk XI al de Fransche leenen, die op Maria
verstorven waren, aan te slaan. In 1477 kwam hij langs Kamerijk,
Bouchain en Avesnes naar het Henegouwsche, waar hij Doornik bemachtigde.
Het volgende jaar begon de krijg opnieuw. De koning rukte met zijn leger
naar West-Vlaanderen, denkende daar w
|