FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   5   6   7   8   9   10   11   12   13   14   15   16   17   18   19   20   21   22   23   24   25   26   27   28   29  
30   31   32   33   34   35   36   >>  
de huizen van de kameraden: zij voelde ze aan haar oogen. Daar woonden ze, de stille en afgestompte. Zooals in een bosch, dat geen ligging heeft goed--maar slecht. Want het woud is arm, er is geen luchtstroom, en er is te veel water dat stilstaat om de harde wortels. Het bosch is forsch, maar doodsch en armzalig. Zoo was het leven der arbeiders om haar. En zij voelde zooals een vuurgezicht: Hun meisjes, ach, o pijn, o bittre pijn, de schoonheid, de bloeiende moederschoonheid, tot op een lage hoogte, en dan niet meer. En de mannen beperkt, en al de gaven beperkt tot de armen, beenen en vuisten, en nog wat anders waaraan men niet denkt. Er gonsde een grijze scheemring om haar heen, en 't leek zoo of zoo was de eeuwigheid. "Als wij samen zijn, o allen te zamen, mannen en vrouwen proletariers, zijn wij meester van 't al. Dat is de taak eindloos voor mij, maar er moet aan begonnen." Zooals een vuurge bloem, diep in de scheemring van een kamer, waar niets anders is, bloeit, vuurrood--zoo groeide zij in de gedachte. En zij verhief zich, en trok zich zacht uit, het kleine dasje en haar wol'ge jak, en rok en broek en kousen. En haar hemd trok zij over haar hoofd en armen heen. En zij bleef nog wat denken in de scheemring onder de zoldring. En ging toen in bed, en legde zich onder de dekens neer. Haar lijf was vol, en vast haar hart daarin. Zij lag daar stil zooals een jonge boom. En denkende aan het Doel sliep zij in. 's Nachts sluipt er rond een God. Dat is de Moed. Die gaat door achterstraten, en daar waar de hooge huizen der arbeiders zijn. En waar zij liggen duister in de scheemring met hun vrouw, met hunne broers en zusters, maakt hij ze vast en moedig. De nacht geeft ze sterker aan het licht dan zij ze nam. Maria lag roerloos. De goe gedachten, die zij gehad had den dag, stijfden zich in haar, en werden en maakten haar vast. En buiten kwam de Dag zooals een minnaar, en spreidde 't schemerkleed wijd open, toen hij 't om de schouders hing. Maria ontwaakte, brekende, op haar bed. En stil en klaar lag ze, ziende den goddlijken ochtendstond. En zij hief zich. Haar voorhoofd ging naar 't licht. En zij wiesch zich, bukkende naar het water. En zij at iets en zei moeder goen dag. En zij ging door de lichte hooge straten. En zij trad de fabriek in in den schemer van staal. En zei aan d'andren dat ze mee zou doen. III. In de zaal ruischte het licht, zooals in zee de middag ruischt. Een heme
PREV.   NEXT  
|<   5   6   7   8   9   10   11   12   13   14   15   16   17   18   19   20   21   22   23   24   25   26   27   28   29  
30   31   32   33   34   35   36   >>  



Top keywords:

zooals

 

scheemring

 

mannen

 

anders

 

beperkt

 

arbeiders

 

Zooals

 

voelde

 

huizen

 

denkende


gedachten
 

roerloos

 

sterker

 
duister
 

achterstraten

 

liggen

 

zusters

 

Nachts

 
broers
 

sluipt


moedig

 

schemer

 
fabriek
 

andren

 

straten

 
moeder
 

lichte

 

middag

 

ruischt

 

ruischte


bukkende
 

minnaar

 
spreidde
 
schemerkleed
 

buiten

 

maakten

 

stijfden

 

werden

 

ochtendstond

 

voorhoofd


wiesch
 

goddlijken

 

ziende

 

schouders

 
ontwaakte
 

brekende

 

bloeiende

 

moederschoonheid

 

hoogte

 
schoonheid