en wachtte tot de andren zouden komen.
Het was een kleine leering-avond van
enkelen--waar de vreemde kameraden
zouden vertellen hoe het bij hen was.
En klaar scheen de lucht door de ruiten binnen.
De avond was blauw buiten, binnen bruin.
'k Geloof, de zee was daar ook niet heel ver.
Zoo scheen althans de lucht, alsof 't kristal
der zee in schittering gestegen was.
En de menschen, de donkre kameraden
hinge' achterover in de kamerscheemring.
En in die volle donkre rust, daar klonken
buiten op houten gang de voetstappen
plotsling. De deur ging open. Daar traden
eerst de bekenden binnen, en toen twee
mannen al oud, grijs was hun baard, en klein
beide--en allen, jong en oud, zetten zich.
En zacht begon, na een stilte, te stijgen
een stem, zooals een peil, een goudene.
Zooals men 's zomers zien kan eenen vogel.
"Genoten, vrienden, echte kameraden
van ons en mijn hart. Ik groet broederschap
tusschen u en mij. Echte broederschap
plaveit zich tusschen u en mij. Zoo moge
de broederschap eenmaal zijn tusschen menschen."
O zachte stem, o gouden vrijheid, hoe
vuldet gij de kamer en maaktet een vlak
waarin al de hoorende harten leefden.
Zooals een fontein spuit, en 't heele bosch
hoort het, ook waar hij niet is, zoo hoorden
zij zijne stem alsof uit eene verte:
"Duitschland was altijd 't land van slavernij
sinds eeuwen. En onder onze gelijken
was er geen vrijheid. Totdat voor een vijftig
jaren gedacht' aan vrijwording begon.
Wat was het tooverstaal, dat in 't bazalt
leven bracht, wat bezield' de doode stof,
wat bracht de vrijheidsdorst in onze monden?
Het werktuig, vrienden. De machine sloeg
vonken in ons los. 'k Heb het zelf beleefd.
Zij bracht de groote massa's samen, zij zette ons
naast, naast, naast elkaar, zij maakte ons broeders,
ons kameraden, ons maten. Zij bracht
onze oogen bij elkaar. Zij bracht de honderd
arbeiders voor elkaar, die elkaar vreemd
waren geweest. Zij stelde om zich als haar
kindren of kuikens al de machinisten.
En die zagen elkaar in de oogen, en
hun moeder naast hen, de stalen machine.
Was 't niet of die machine hen aaneen
bond? Waren ze niet werkelijk vrienden
in 't werk? Ja--dat voelden zij, ze waren
broeders en vrienden. Dat gaf eeniging.
Dat is het zaad waaruit het socialisme
komt.
En dat gebeurde niet in een fabriek,
makkers, maar overal, maar overal.
Over gansch Duitschland, hier en daar, wel weinig
eerst, maar allengs meer. Het groeide,
het fabriekswezen, en elke mach
|