toe.
De hemel omvatte in wijde stilte
dat stuk der aarde waar ze stonden. Zij
begon met zoete klinkende stem te spreken.
Maria's hart hing, en haar mond was open.
Zij hing naar haar toe, een peer naar zijn boom.
"D' achturendag.--Wij vragen hem omdat
de vrouwen niet sterk genoeg zijn, en omdat
de eeuwge krachtsinspanning in fabriek
ons, vrouwen, sloopt. Daar zitten wij 't eentonig
werk doende, onze teedre zenuwen
verstompen door den blik op de machine.
De hersens worden stomp als botte messen--
wij denken niet meer,--onze hand doet maar.
Onze ziel druppelt uit ons lichaam weg.
Wij vragen den achturendag, omdat
wij gezond willen zijn, zooals de boomen,
zooals de dieren, als deez' gouden zon
wier schijn ik hier in mijne vingren heb.
Wij vragen den achturendag, omdat
wij vrouwen bergen willen zijn van gezondheid.
Wij vragen hem omdat wij willen
golven zijn van rijp vleesch en helder bloed.
Wij vragen den achturendag, omdat
ons lichaam anders is, dat iedre maand
bloed stort en vrucht draagt. Als wij niet beschermd
worden, dan stort het nieuw geslacht uit ons
zwak en bouwvallig, en groeit niet vast op
tot rijke, rijpe, rijzige gebouwen.
Wij vragen den achturendag omdat
wij meisjes, maagden, moeders zijn. Daarom
vragen, ja eischen wij d' achturendag.
Wij vragen den achturendag, omdat
het kind beschermd moet worden, dat in ons
leeft, hier in onzen schoot. Als dit lichaam,
deez' armen, dit bovenlijf, deze beenen,
en dit hoofd niet zacht gaan, en aan het kind
denken--dan wordt de stoot, hier gestooten,
voortgeplant op het kind. En als mijn hoofd
niet denkt voortdurend aan mijn kleine kind,
en als mijn hoofd niet rijp verstandig denkt
in mijne zwangerschap, dan wordt mijn kind
dom of dof of arrem, zooals zoovelen.
Wij vragen den achturendag, omdat
het zacht gebabbel van het kleine kind
door ons gehoord moet worden. Wij willen niet
heengaan van de aarde zonder dat gehoord
te hebben, dat zachte beekvalletje
door ons huis heen. Als wij in de andre kamer
zijn, dan spreekt het daar verre stil, zijn ziel
beweegt, gaat open, en klankt open als
een bloem. Zouden wij geen tijd hebben om
dat te hooren? O geeft ons dan den dag
van acht uur, dat er een stuk voor
ons over is om naar ons kind te luistren.
Wij willen onzen jongen tot een man
zien worden--de eerste manlijke gedachten
zien over zijn gelaat, de eerste taal
van mannelijke daad hooren, zijn bleeke
wangen onder zijn donkerbruine haren
bespieden, en w
|