ling is zijt gij verkeerd ingelicht, het eigentlijke komt nu
eerst. Ik moest een oogenblik stilstaan om tot mij zelven te komen, ik
dacht gerust dat ik een groot paardenspel zag, maar 't was het hoofdgebouw.
Voordat ik verder boekstaaf, wil ik u mededeelen dat ik uit vaderlandsch
gevoel en liefde tot den vorst de half afgebroken tribune heb beklommen,
waar bij de opening onzen geeerbiedigden Koning heeft gestaan. Nadaniel
zei: "Meneer Komijn, nu moet je iets zeggen." Wat een gekke jongen he!
Waarom moet _ik_ iets zeggen? dat zou ongepast zijn geweest vindt gij ook
niet dierbare kinderen en wederhelft, dat kwam alleen den Koning toe. Alzoo
zweeg ik en drukte eerbiediglijk de voetstappen van den vorst die op deze
plek gestaan heeft.
Dit was een onvergetelijk oogenblik voor uw man en vader--, daarna
beschouwde ik met aandachtigheid het gebouw dat ik nu voor u uitleg.
Verbeeldt u, twee prachtige groote torens met van onderen niets dan
olifanten, heerlijk om te zien, leeuwen, koppen van serpenten en dames van
boven, benevens allerlei figuren zooals ze bij ons van witte suiker op de
koek maken. In 't midden hangt een keurige sjaal, rood met franje, en
palmen, prachtig! nog rijkelijk zoo mooi als die van Moeder, waarin zij
getrouwd is; lange palen met halve paarden er aan met vergulde
hoofdstellen, in 't midden, dan geschilderde paarden op de wanden van 't
gebouw, groote witte paarden met heele en halve ruiters er op en er voor,
en weer andere paarden er boven.
Ziet gij beste bloedverwanten daardoor dacht ik dat 't een paardenspel was.
Maar aangezien alles nog niet af is, oordeel ik nog maar gedeeltelijk.
Nadaniel heeft mij later in de Vijzelstraat bij een koekenbakker het model
van suiker gewezen, waarnaar het hoofdgebouw is gemaakt. Die koekenbakker
is een kunstenaar! Nu zal ik u eens iets mededeelen, waarop nog niemand
gelet heeft, 't Is te hopen, dat de koerantiers 't niet merken want dan
komt er weer gehaspel.
Tusschen de pooten van de olifanten staat "de Clercq" dat is een
hatelijkheid beweert Nadaniel, omdat hij 't kanaal niet gegeven heeft, en
van de Copello--(zeker Kappeyne) die niet weer minister wil worden, en nog
een heele boel andere namen die ik niet lezen kon.
Vindt ge dat niet flauw beste wederhelft en kinderen om een ministerie
tusschen olifantspooten te zetten, vooral als 't een hatelijkheid is zooals
Nadaniel beweert, ik begrijp 't zelf niet goed waarom, maar 't zal toch wel
waar zijn, want ik h
|