den
eersten blik.
_Maeceen_. Ik zei immers direct, goed van teekening, ik ga nog een beetje
terug. Blikslagers! nu vat ik hem op eens. Daar heb ik hem
gepakt--kolossaal wat een effect!
_Vriend_. Waarachtig Maeceen, ik stond er te dicht bij; nu is 't ook niet
zoo groen, 't is puur natuur, wat een licht he! verduiveld dat zonnetje
tusschen die boomen is kranig.
_Maeceen_. Je kunt het hebben, dat 't avonds in de natuur zoo groen is; 't
is in 't geheel niet overdreven.
_Vriend_. Wat staat alles los voor mekaar, 't is compleet natuur, en wat 'n
perspectief,
_Maeceen_. Hoe meer ik het bekijk hoe meer ik er _dat_ je weet wel, _dat
hm_! dat schuivende in zie.
_Vriend_, 't Schuift kolossaal!
_Maeceen_. Magnifiek! die Guillon is bepaald een kraan.
_Vriend_. Pssst! dat geloof ik--kijk eens aan 't is al verkocht ook, dat
had ik nog niet eens gezien.
_Maeceen_. Dat verwondert mij niet, zoo'n stuk moet verkocht worden.
_Vriend_. 't Is positief een van de beste doeken van de expositie. Waarde
vrouw en nabestaanden, Nadaniel transpireerde, met permissie gezegd, van 't
schrijven, want ze spraken nog al gauw, maar 't is hem toch gelukt. Vindt
gij dit gesprek niet leerrijk, ik uw vader en bloedverwant vond het
merkwaardig, derhalve boekstaafde ik het naar waarheid om u eens te doen
weten hoe men eigentlijk als critikus spreken moet. Ik hoop dat ik 't ook
zoo zal leeren.
Van wegens de stikkende benauwdheid der zalen ben ik even naar buiten
gegaan om een sneeuwballetje te gebruiken.
Vol besluiteloosheid stond ik een oogenblik stil, niet wetende waar ik mij
zoude vervoegen, ten einde het beste sneeuwballetje te verkrijgen.
Ik stond reeds op het punt mij naar de American bar, waarvoor ik een
bijzondere soort van toeneiging gevoel te wenden--toen Nadaniel mij meenam
naar de Fransche Restoraatsie, waar vele menschen zaten onder 't genot van
hun gelag. De Muziek begon te spelen liefelijk en schoon, zoodat ik
onwillig mee neuriede, met beweging van mijn hand op de maat, iets dat
Nadaniel mij verzocht na te laten, nademaal men 't in Amsterdam niet doet,
en men mij licht voor boersch of onopgevoed kon houden.
Ik rustte dus kalm uit van de afmatting der kunst, want, O! waarde
wederhelft er is niets zoo vermoeiend als 't zien van schilderijen, vooral
als men er over moet denken.
Terwijl wij daar geplaatst zaten, gebeurde mij iets wonderlijks. Beste
vrouw kunt gij u ook herinneren dat wij permetasie in Amsterdam hebbe
|