de bas was en dat de
bassen, namentlijk als 't goede zijn, altijd mankoliek zien of van moord en
doodslag zingen.
Nadat hij mij bijna tot tranen toe geroerd had over zijn ongeluk, kwam er
weer een jonge dame met een rood zijden japonnetje aan. 't Was bepaald een
geleend rokje, want 't was veel te kort.
Ik dacht waarlijk eerst dat zij, met verlof gezegd bloote beenen droeg,
maar goed bekijkend, bespeurde ik dat zij vleeschkleurige kousen aan had.
O! waarde aanverwanten wat was dat een grappenmaakster, ze sprong als een
kakkerlak en danste zoo komiek, dat ik van mijn stoel opstond om goed te
kunnen zien. Zij ging heelemaal over eene kant schuin staan en schudde met
haar eene been en arm net alsof ze met geweld die twee lichaamsgedeelten
wilde uitschudden en ondertusschen hield zij de andere hand tegen haar
achterhoofd, terwijl zij aldoor knipoogjes maakte. Ik hield mijn buik vast
van 't lachen en riep hardop "Bravo" dat hoorde zoo, zei Nadaniel, maar een
heer achter mij riep: zitten!" en toen riepen wel tien tegelijk zitten!
derhalve was ik genoodzaakt weer plaats te nemen, hoewel ik de
*"Kan-Kan"* zoo heet die dans, gaarne verder staande had genoten. Als ik
te huis kom zal ik u deze dans eens wijzen en voordoen, waarde wederhelft
en kinderen! want het is om je ziek te lachen.
Terwijl wij daar zoo zaten had ik reeds opgemerkt dat buiten de tent, "ge
moet weten lieve nabestaanden het Cafe des Ambassadeurs is open en bloot
aan de zijden in de lucht," ook muziek was. Een piano was hoorbaar, nu en
dan een orgel en andere instrumenten, zooals blikken deksels en een vijsel,
die met kracht bespeeld werden.
Nadaniel vroeg aan een Jan die ze hier in 't Fransch "cochon" noemen waar
die wonderlijke muziek van daan kwam en wij vernamen dat het eenige
bewoners der P. G. Hoofdstraat waren die uit piekanterigheid dat zij den
geheelen dag cafe chantant muziek hooren en 't vervelend vinden, ketel
muziek maakten.
Ik voor mij vond het erg lastig, want tussehenbeiden klonk het heel valsch
door elkaar, zoodat mijn tanden er zeer van deden en mijn ooren tuitten.
Een van de "cochons" beweerde dat vroeger, toen er nog geen gordijnen waren
en de bewoners der naburige huizen in het Cafe des Ambassadeurs op het
tooneel konden zien, zij de muziek minder lastig vonden en geen ketelmuziek
maakten. Of het waar is weet ik niet, maar in allen gevalle vond ik het
voor mij persoonlijk, jammer, dat ik voor mijn f 1 entree twee concerten te
gelij
|