naar de preek in een dorpskerk. De boer
zet een gezicht alsof hij in zich zelven denkt: Jongens! jongens! wat ben
ik toch een erge zondaar; de boerin leunt achterover in haar stoel en 't is
alsof je haar ziet denken; 'k begrijp er geen zier van maar mooi is 't, en
de juffrouw met de neepjesmuts neemt een snuifje, omdat ze aan de snuifjes
die de domine uitdeelt, nog niet genoeg heeft 't is _ferm gedaan, lekker_,
zei ik tot Maeceen--schrijf dat gerust op Komijn! zei hij maar zet er bij:
_uitmuntend van teekening, natuurlijk van toon, juist van opvatting en mooi
van coloriet_.
NB. de neepjesmuts is sprekend tante Grietje, als ze mankeliek is.
Aangezien het al te laat werd vond ik het geraden om maar gauw over de
andere schilderijen heen te loopen, nademaal ik ook van de andere
afdeelingen iets wilde zien.
Belgie is evenzeer uitmuntende in goede schilders--als in vet en
kunstboter, (die ik daar altijd van daan krijg) daarvan heb ik de
overtuiging. Ze verstaan het daar ook hoor!
Jan van Beers, las ik op een schilderij lieve vrouw! Misschien is dat wel
een zoon van dien anderen van Beers die dat gevoelige vers heeft gemaakt,
"De zieke jongeling" dat Jaantje van den Apteker, op de rederijkerskamer,
zoo mooi kon voordragen, dat ik altijd de tranen in de oogen kreeg.
Die Van Beers heeft een schilderij gemaakt, voorstellende, een juffrouw die
op een bank ligt, midden in een wandelpark. Dat moog je van dichtbij
bezien, dan is 't net zoo mooi, ja bijna nog mooier als van verre! daar zit
niet een klodder op en toch is het kunstig. Al zegt Maeceen nu ook
honderdmaal: _'t is mij te glad, te porceleinig, te gelikt_; ik vind het
mooi.--Het is volgens mijn domme verstand, _afgewerkt, netjes geschilderd
en fijn_,--zou ik hier maar niet bijzetten, _juist van teekening,
concientieus_. Ik weet waarlijk niet of ik de schilderij "La Sirene", zoo
staat het in den Catalogus, niet bijna nog mooier vind. Een sloep met
roeiers ligt onder aan een steiger, en een heer, een zeeofficier, geeft een
lieve jonge dame de hand om haar van den steiger in de sloep te helpen, van
achteren ligt een stoombootje en schijnt de zon.
Maeceen vertelde mij dat een concurrent van Van Beers, (hij houdt vol, 't
is een koomenijsbaas geweest) stilletjes het hoofd van de dame met een
pennemes, uit de schilderij heeft gesneden, omdat hij geloofde dat 't een
gekleurde potograpfie was. Wat een slecht sujet, zoo'n mooi stuk uit
broodnijd te bederven, maar hij is er k
|