weg wilde,
maar 't hielp niets, ik moest blijven of mijn gulden in den steek laten.
Met wellevendheid beduidde ik dien heer dat ik met geen mogelijkheid kon
blijven, waarop ZEd. antwoordde: "O! gaat u dan maar naast het orkest." Ik
begaf mij daarheen, maar vond mij erg teleurgesteld want iemand die ik,
voor een deur die er was, aantrof zei: "ik ben de directeur van deze
gelegenheid en ik mag hier alleen artisten binnenlaten."
Ofschoon ik hem trachtte te overtuigen dat ik, hoewel geen artist zijnde
toch even goed die deur kon binnengaan, bleef hij standvastig weigeren en
zei, dat zijn weigering alleen kwam om dat men de ondernemers van de Wasch
en gemak huisjes, geen concurrentie mocht aandoen, aangezien zij op zware
lasten zaten en dat ik dus op 't terrein moest gaan, als ik absoluut wilde.
Ondertusschen begon de muziek weder, namentlijk de goede en ik, niets
willende verzuimen waarvoor ik betaald had, begaf mij weder bij Nadaniel in
de zaal evenwel niet zonder groote benauwdheden, zoodat ik van het verdere
wat gezongen en gespeeld werd maar half genot had.
Gelukkig was het spoedig uit en konden wij naar huis gaan.
Wij liepen nog even op het terrein, maar door de plotseling invallende
duisternis, zoodra de laatste noot der muziek gespeeld was ging al 't licht
uit, kon ik niet vinden wat ik wilde en moesten wij een goed heenkomen
zoeken; 't Was waarlijk een geluk dat Nadaniel den weg zoo goed wist,
anders lieve aanverwanten had uw bloedverwant en vader, best kunnen
verdwalen.
Tehuis gekomen, vond ik Klaas dien ik f 1--gaf om morgen het Cafe des
Ambassadeurs te bezoeken; de jongeling was in zijn schik en verzocht de
complimenten aan allen. Hiermede verblijf ik voor heden als altijd.
Uw liefhebbende vader enz. enz.
JORIS KOMIJN.
NB. Zend mij bij de amandelmoppen voor
Nadaniel _cito_ eenig ondergoed, denk er om wat
azijn en water bij den mostert te doen, anders
verdroogt hij uw waarde vader.
* * * * *
Vierde Dag.
AMSTERDAM, Mei 1883.
_Waarde Echtvriendin en Bloedverwanten_,
Er gaat toch niets boven de kunst, alles wat
overigens het hart aandoet of den mensch tot nagedachten stemt verzinkt bij
de kunst in nietigheid. De kunst is alles! en daarom zeg ik: leve de
kunst!--O geliefde wederhelft! indien ik geen welgezeten koomenijsbaas was,
zoude ik kunstenaar willen zijn, al was het maar alleen om met
natuurlijkheid alles te kunnen voorstellen wat de Schepper, me
|