nten!_
Heden had onze Klaas een vrijen dag, aangezien zijn patroon, mij als vader
willende vereeren, hem verlof gaf mij te vergezellen, ook Nadaniel heeft
zich tot ons gevoegd.
Om te beginnen meld ik u, dat wij te voet naar de tentoonstelling
wandelden, waardoor ik gelegenheid had eenige der schoonste gedeelten der
stad met bewondering te zien, zooals de bogt van de Heerengracht, de
Vijzelstraat, de Reguliersdwarsstraat, de groote Broodfabriek, het Wale
Weeshuis en meer andere straten.
't Eerste wat mij opviel toen ik het terrein wilde betreden was dat ik nu
een gulden moest betalen voor intree, zoowel voor Klaas als voor mij
zelven; te samen twee. Nademaal ik den vorigen dag maar 50 cents had
betaald, maakte ik aanmerking tegen de kioskjuffrouw die zich evenwel niet
wilde laten afdingen, zeggende dat er geen kwaad geld bij was. Ik betaalde
dus met een zuchtend gemoed.
N.B. Zend mij cito een bankje van f 25, maar aan geteekend. Adres den heer
J. Komijn, Singel over de Appelenmarkt boven de kruier, 't geld raakt hier
veel gauwer op dan in Medemblik; maar dat is minder, 't is Goddank
aanwezig.
Ik vervolg mijn dagreisboek.
Met aandachtige eerbiedigheid beschouwde ik op het buitenterrein het
standbeeld voor de gevallenen in Atjeh, met bescheidenheid opmerkende dat
dit beeld heel mooi is en overdenkend welk beeld wel passelijk zou zijn als
de oorlog met de Atjineezen voor goed uit is, 't mag dan nog wel eens zoo
mooi en groot zijn. 't Zou zwaar verguld moeten worden ook zegt Nadaniel,
om te herinneren aan de batige saldo's die de Atjehkrijgen gaf.
De Heer Jan Pieterszoon Koen, ook figuurlijk voorgesteld door gips, staat
voor de Koloniale afdeeling en wijst met zijn rechterhand naar den grond,
alsof hij zeggen wil: "Hier is het, de tentoonstelling." Jan Pietersz. Koen
zal u nog wel bekend zijn, als de uitvinder van Batavia uit het stuk van
Van Lennep, dat de rederijkers te Medemblik in den verloopen winter zoo
mooi hebben opgevoerd.
Voor dat ik in de Koloniale afdeeling binnentrad, heb ik met mijn
gezelschap nog verder het buitenterrein bezocht, namentlijk die contrijen
waar ik gisteren niet aan toe kwam. Eerstens de Indische huisjes waarbij
stallen met karbouwen, Oost-Indische paardjes wagentjes enz. enz. enz.
Aangezien de huisjes met matten dicht waren gemaakt, en ik niet
onbescheiden wilde zijn heb ik er niet ingekeken, maar Nadaniel, luisterde
niet naar mijn vermaning en ging er toch in, hij zegt de "pers
|