" is nooit
onbescheiden en 't is haar roeping overal den neus in te steken. Ik
vermeende het anders en hield Klaas terug, hem medenemend naar een groen
geschilderd huisje voor de bloemen enz., hetwelk wij dadelijk weer
verwisselden voor het pavieljoen der stad Parijs dat evenzeer door sluiting
uitmunt en ons deed streven naar de machinegalerij die nog niet gereed is,
maar gedeeltelijk als geraamte zichtbaar, waarover ik mij troosten moet,
want bijaldien ik de machines en de galerij in werking zou willen
aanschouwen moest ik hier minstens nog een maand blijven, iets wat
onmogelijk is, eerstens door de zaken, tweedens door het vele geld dat ik
zou moeten verkwisten wat mij bij mijn beperkte vermogens niet past.
We zijn derhalve de machines die er nog niet zijn voorbij geloopen en
hebben een koffiehuis ontdekt dat de Bomarsjee heet, een naam die
"goedkoop" beteekend. Door de wandeling was ik al weder dorstig en daarom
hebben Klaas Nadaniel en ik aldaar een glaasje bier genoten, dat niet duur
was en overheerlijk.
Het terrein in dien omtrek is vervaardigd van zand. Men heeft mij
ingelicht, dat dit zand eene eksposietsie van de woestijn Sahara is, in
verbindtenis met een pakkisten fabriek en een stroomagazijn, en daaraan is
het waarschijnlijk te danken, dat men zoo moede wordt van het loopen en zoo
droog in de keel; derhalve is de Bomarsjee een publieke weldaad.
Terwijl wij daar eendrachtiglijk zaten vermeende ik weder thuis te zijn in
de achterkamer, want ik hoorde duidelijk onzen buurman Salie
zoethoutstampen. Ik vroeg dus aan Klaas "Is hier een drogist in de buurt?"
waarop hij mij met verwondering antwoordde "Neen vader, maar ik hoor het
stampen ook en zelfs duidelijk hoe de stamper eerst dof op 't zoethout
stoot en dan tusschenbeiden tegen de rand van den vijzel klinkt. Nademaal
er echter geen drogist of apteker in die contrije te bekennen was bemerkten
wij dat het geluid, waarop ons oor viel, van de Gamalang kwam. Daar ik nu
evenmin als gij, dierbare aanverwanten, wist wat de Gamalang is, wendde ik
mij tot Nadaniel die mij uitlegde, dat het een Indisch orkest is dat
speelde. Overmits dit merkwaardig genoeg ter bezichtiging en beluistering
is, gingen wij derwaarts en geef ik u als volgt de duidelijke beschrijving
van deze muziek. Bruine Javanen en Maleiers zitten op hun hurken en spelen
op allerlei wonderlijke dingen. Twee vergulde canapees met vertinde
braadpannen worden met stokken door hen beslagen; een paar groote
|