ootheid levendiger,
dan eenig geschilderd exempel of doodendans het hun geven kon. De
overheid zorgde, dat aan den indruk van het schouwspel niets ontbrak: in
de teekenen van hun grootheid deden de heeren hun droevigen tocht. Jean
de Montaigu, grand maitre d'hotel van den koning, slachtoffer van den
haat van Jan zonder Vrees, rijdt naar het schavot, hoog op een kar
gezeten, twee trompetters vooruit; hij draagt zijn staatsiekleed,
kaproen, houppelande en hozen half wit half rood, en gouden sporen aan
de voeten; met die gouden sporen hangt het onthoofde lijk aan de galg.
De rijke kanunnik Nicolas d'Orgemont, le Boiteux d'Orgemont genoemd,
wordt in een vuilniskar door Parijs gevoerd, in een grooten violetten
mantel en kaproen, om de onthoofding van twee genooten aan te zien, voor
hij zelf veroordeeld werd tot levenslange opsluiting "au pain de doleur
et a eaue d'angoisse". Het hoofd van maitre Oudart de Bussy, die een
plaats in 't Parlement geweigerd had, werd op bijzonderen last van
Lodewijk XI weer opgegraven en in een scharlaken kaproen met bont
gevoerd "selon la mode des conseillers de parlement" op de markt te
Hesdin tentoongesteld, met een verklarend rijmpje. De koning zelf
schrijft over het geval met grimmige grappigheid [7].
Zeldzamer dan de processies en de terechtstellingen waren de preeken van
de reizende predikers, die af en toe het volk kwamen schokken met hun
woord. Wij krantenlezers kunnen ons nauwelijks meer de geweldige werking
van het woord op een onverzadigden en onwetenden geest voorstellen. De
volksprediker broer Richard, die als biechtvader Jeanne d'Arc heeft
mogen bijstaan, preekte te Parijs in 1429 tien achtereenvolgende dagen.
Hij begon des morgens om vijf uur en eindigde tusschen tien en elf uur,
meest op het kerkhof der Innocents, onder welks galerijen de beroemde
doodendans geschilderd stond, met den rug naar de open knekelhuizen,
waarin, boven de booggang rondom, de schedels voor het gezicht lagen
opgestapeld. Toen hij na zijn tiende preek meedeelde, dat het de laatste
zou zijn, daar hij geen verlof voor meer had, "les gens grans et petiz
plouroient si piteusement et si fondement, comme s'ilz veissent porter
en terre leurs meilleurs amis, et lui aussi." Als hij eindelijk Parijs
gaat verlaten, meent het volk, dat hij den Zondag nog te St. Denis zal
preeken; in groote troepen, wel zes duizend, zegt de burger van Parijs,
trekken zij Zaterdags-avonds uit de stad, om zich een goede plaats te
verzek
|