en hun denkbeelden, wat mij nooit zou zijn gelukt,
als ik met een uitgebreid escorte had gereisd.
De Koerden ontvingen mij vriendelijk. Zij hadden nog veel herinneringen
bewaard van kolonel Napier. Maar ik werd er een weinig verlegen mee,
dat ik na hem dit bezoek aflegde; hij had edelmoedig geschenken
uitgedeeld en ik trok door met ledige handen.
Over den Halinurpas gaand, die door een hooge bergketen een weg
opent, kwamen wij eindelijk in het stadje Boesjnoert. Ik werd er zeer
vriendelijk door den gouverneur ontvangen, die mij geluk wenschte met
het ongedeerd volbrengen van zulk een gevaarlijke reis. En inderdaad,
nu eerst begon ik mij rekenschap te geven van de gevaren, die ik had
geloopen. Kolonel Yate, die een jaar later met zeventig man door
deze streek trok en een gewapend geleide bij zich had, noemt haar
"het meest woeste en onafhankelijke gedeelte van het gebied der
Turkomannen, waar de Perzen geen voet durven zetten."
De provincie Khorassan, die wij nu pas hadden betreden, ligt in
den noord-oosthoek van Perzie; de naam beteekent Land der Zon. Zij
besloeg vroeger een verbazende uitgestrektheid; ze strekte zich van
de Kaspische Zee tot Samarkand uit en zuidelijk tot de grenzen van
Sind. Tegenwoordig reikt zij van den transkaspischen spoorweg in het
Noorden tot Seistan in het Zuiden en van Afghanistan in het Oosten
tot Astrabad in het Westen. De oppervlakte is door lord Curzon geschat
op 375,000 tot 435,000 vierkante kilometers.
Op den avond van mijn aankomst legde ik een bezoek af bij den
Saham-u-dola, een hoofd, dat hoog in aanzien stond. Ik zei hem eerst
niet, dat ik een officier was, die voor mijn genoegen reisde; maar
toen ik bemerkte, dat hij in mij een deelgenoot zag van de een of
andere bijzondere zending, vertelde ik hem de waarheid. Hij geloofde
mij niet, natuurlijk. Een Oosterling reist nooit anders, dan om geld
te verdienen of als pelgrim.
Boesjnoert is een stadje van misschien tien duizend inwoners. Er is
maar een lange straat; de plaats is door een telegraaflijn met Mesjed
verbonden, en er gaat wekelijks een post tusschen beide steden. De
straat is vol winkels, waar men russische samovars en manchestersch
katoen ziet. Ik kocht er drie turkmeensche tapijten voor ongeveer
zeven pond. Een goed gesternte had mij bij den koop geleid, want ze
waren in Engeland vier- of vijfmaal die som waard.
Daar drie dagen voldoende bleken, om alle merkwaardigheden van
Boesjnoert te bekijken, huurden wij ver
|