akheid, want hij kan gemakkelijk hersteld
worden, terwijl een steenen dam, op die plek aangelegd, een verandering
zou kunnen teweegbrengen in den loop der rivier.
Ten tijde van de expeditie naar Seistan had hij de volgende
afmetingen. De totale lengte was 220 M. de grootste breedte 33 M.,
de hoogte 5 1/2 M. Op den tijd van mijn bezoek waren breedte en hoogte
van den dam sterk verminderd, en ofschoon het laag water was, vloeide
de stroom erdoor of er overheen. Het eenige hout, dat erbij gebruikt
was geworden, was dat der tamarinde; palen van geringe dikte waren
in de bedding der rivier geslagen en dunne takken waren er doorheen
gevlochten. Om de constructie steviger te maken, worden er takkebossen
aan toegevoegd, die ieder jaar vernieuwd moeten worden. Zoo is Seistan
feitelijk zonder water, als de toevloed, teweeggebracht door het
smelten der sneeuw op de Berberbergen opgehouden heeft, en duizenden
dorpelingen moeten dan aan het werk gaan, om den dam te herstellen.
Er wordt beweerd, dat de Helmand uitstekende visch levert; maar die
wij vingen, was altijd flauw en smakeloos. De oevers van het kanaal,
dat Madar Ab of Moeder der wateren wordt genoemd, zijn bedekt met
een dichten plantengroei van lage tamarinde, een der weinige jungles,
die ik in Perzie heb gezien.
Wij gingen in den omtrek op snippen en eenden jagen. Het was geen
kwaad jachtterrein; maar wij liepen onophoudelijk door het water,
en zoo werd het zwaar werk. Al dit land, dat nu met tamarindestruiken
en hoog riet bedekt is, was nog slechts enkele jaren bebouwd.
Men vindt er ook nog ruinen van oude steden, als Sjahristan en
Zahidan. De belangwekkendste waren die van een toren van gebakken
steen, omstreeks twintig meter hoog. Een breede bres aan de zuidzijde
bedreigt hem met verval en instorting, welke ramp niet lang meer kan
uitblijven. De toren, waarop koefische opschriften zijn te lezen,
was blijkbaar de minaret van een verdwenen moskee.
Nadat wij weer eenige dagen in het kamp te Nasratabad hadden
doorgebracht, toog ik er op uit voor eene nieuwe excursie, waarbij
ik mij voorstelde, de lagune te bezoeken. Rondom het dorp Haldimi
woont aan de oevers der lagune de stam der Sajaden, die mij belang
inboezemden, omdat ze waarschijnlijk tot de oorspronkelijke bevolking
van het land behoorden. Dat beweren ze ten minste, en hun uiterlijk
schijnt het te bevestigen.
Dichtbij hen wonen de Gaudars, wier kudden zich te goed doen aan
het jonge riet van de lagune.
|