jn vader had geschreven, om door kennis "niet slechts den
geest te verlichten maar ook het hart te vormen voor deugd en wijsheid."
Hij wilde zijn zwakheden overwinnen en naar een ideaal leven; de
zedelijke gloeden van zijn kindsheid flikkerden weer in hem op. Zijn
gezondheid bleef slecht, hij voelde zich aldoor zwak en meende spoedig
te zullen sterven, zooals menig jong dichter voor en na hem heeft
gemeend. De verwachting van een spoedige dood bracht hem tot
godsdienstige overpeinzingen; op zijn morgenwandelingen langs het pad
dat liep boven het dal, tusschen de wijnbergen, placht hij te bidden
wat zijn hart hem ingaf; hij voelde zich dan in innigheid en aandacht
vereenigd met den schepper dien hij eerde in zijn werken. Met Mme de
Warens voerde hij in dien tijd vaak theologische gesprekken, zij hield
daar ook veel van; haar vroomheidszin, haar vast geloof in 't eeuwige
leven, vertroostte hem toen hij meende dat de draad van zijn aardsche
leven breken ging. De godsdienst die hij in zich aankweekte had
eigenlijk weinig meer gemeen met het katholieke kerkgeloof; die
godsdienst bestond voornamelijk uit een vroom gevoel, een verteedering
des harten voor het opperwezen, een begeerte dat te naderen, met totale
verwaarloozing van dogma's en geopenbaarde waarheden en bijzonder weinig
respekt voor het kerkelijk gezag en de traditie. Die godsdienst was, in
een woord, de grootst-mogelijke abstrakte en vage vorm van godsdienstig
leven, met behoud van het geloof aan een persoonlijk God en een
persoonlijk voortbestaan, dat is de vorm van godsdienstig leven die het
best past bij den modernen individualistischen kleinburger. Er
verkeerden veel geestelijken en paters-jezuieten in huis, zij schenen
in de eigendommelijke vroomheid van den jongeman niets bedenkelijks te
vinden; hij was volgzaam en eerbiedig, nam zijn plichten waar, en in
het land was geen beroering, geen begin van verzet tegen het kerkelijk
gezag. Zoo kiemden ook deze zaden in zijn gemoed in vrijheid.
De dood kwam niet, het leven werd ondragelijk: hij kon dit bitter brok
niet verzwelgen. Een teederheid en zachte gemeenzaamheid, flauwe
na-glans van vroegere dagen, was gebleven, maar begeerte om dit
ontzielde samenzijn te bestendigen, stierf ten slotte: hij besloot te
gaan. Zij vond een betrekking voor hem in Lyon, als gouverneur van twee
kleine jongens van goeden huize; hij had in een geschriftje zijn
denkbeelden over opvoeding samengevat en bood dit den vader zijner
leerli
|