l'infame," tot het parool van zijne
propaganda werd. De kerk was de verdedigster van alle misbruiken van het
oude regiem, de voorvechtster van alle barbaarschheid en anti-kultuur.
Zij was de sterkste stut van den vervallenden staat, door haar
ekonomische macht, maar vooral door haar moreel prestige. Zij straalde
in den glans van het eerwaardige, bovenaardsche, heilige: werd haar
bedrog onthuld, begreep de massa dat de kerk het geloof, den godsdienst
gebruikte als een schild voor uitbuiting en klasse-voorrechten, gelukte
het dit schild uit hare handen te slaan, dan werden de andere verdrukkers
en uitbuiters, koningsmacht en adel, doodelijk getroffen, dan konden zij
zich niet meer handhaven. De bevrijding uit geestelijke dienstbaarheid was
voor de opkomende bourgeoisie een voorwaarde tot de politieke overwinning.
* * * * *
Uit de paleizen der koningen en grooten, uit de jacht-sloten op het land
en de "petites maisons," die gecapitonneerde nesten van ontucht in de
buitenwijken van Parijs; uit de hotels der groote financiers, met de
adellijke geslachten wedijverend in kostbare en verfijnde weelde; uit
de oorlogskampen waarheen de verwijfde officieren hun kappers en
pruikenmakers, hun maitressen en koks bij duizenden medevoeren; uit
alle verblijfplaatsen der groote wereld stijgt een walm van pestilentie
omhoog, gelijk het aangezicht der wereld sinds het verval van het
romeinsche rijk niet meer heeft verduisterd. Hij stijgt omhoog uit alle
levensuitingen der bevoorrechte klassen, uit de kleedij der vrouwen,
hetzij de natuurlijke lichaamsvormen omscheppend tot artificieele
gestalten, of de zinnen prikkelend door de meest verfijnde behaagkunst:
schijnbaar natuurlijke, gratievolle nonchalance. Hij stijgt uit het
geblankette gelaat, door poeder en kapsel bij beide geslachten, door de
"mouches" bij de vrouwen, de algeheele afschaffing van knevel en baard
bij de mannen, tot een kunstmatige verschijning gemaakt. Die walm stijgt
uit de architektuur, waarin de grootsche praalzucht van Lodewijk de
XIVde zich oplost tot een stijl van verfijnd comfort en nuffige
behagelijkheid: de weidsche hallen en zalen worden omgebouwd tot een
labyrinth van vertrekjes en achtertrappen gelijk de ontucht verlangt.
Die walm stijgt uit de meubels, wier zacht uitgeschulpte rondingen of de
weelderige vormen van vrouwenlijven schijnen na te bootsen, of zich bij
die der rustbedden aan te sluiten in welke hun genotzuchtige lijv
|