sprekken met mannen van eenige ontwikkeling, zooals er
te vinden waren onder den adel van Savoye. Het was alles niet veel, maar
hij kon ook niet veel verdragen, hij was nog zoo rauw en ongevormd. Maar
het maakte hem toch geschikter om na eenige jaren van langzaam rijpen,
de geestelijke beweging van zijn tijd zelfstandig in zich op te nemen en
te verwerken. En zij gaf hem haar eigen geloof dat zoo wel bij zijn
weekheid paste: het zachtaardige, poetisch milde, vage christendom van
Fenelon waarin haar faciele natuur zich behagelijk neervleide als in een
donzen bed. Het pietisme was al voor het begin der eeuw van uit
Duitschland naar Zwitserland overgewaaid en Mme de Warens had als meisje
een zijner voornaamste apostelen leeren kennen en was door hem beinvloed
geworden. De leer die het gevoel, de innige liefdes-verhouding tot God
verheerlijkte tegenover de uiterlijke werken, de daden, moest haar wel
behagen, het was immers een vrijbrief voor haar zwakheden en een
verheerlijking van haar eigen liefde-warme hart. Rousseau zoog die
gedachten in zonder hun oorsprong te kennen; het makkelijk-vloeiend
geloof van haar ondiepe gratie verinnerlijkte en verdiepte zich in de
donkere gewelven van zijn gemoed.
En met de teerheid en zachte levenshouding en oppervlakkige kennis die
hij inzoog en die een deel van hem werden, deed hij het ook de
schoonheid der omgeving waarin hij deze jaren leefde; het oude voorname
stadje dat met de guirlandes van arkaden langs zijn straten, zijn
middeleeuwsche torens en stille, in 't meer mondende kanalen een
provinciaalsch-verkleind Venetie scheen, en de natuur waarin de
bekoorlijke bloem van dit stedelijk schoon gegroeid was. Van uit zijn
kamer zag hij het vruchtbaar dal dat achter de stad zich strekte en de
hellingen der heuvels daarachter zich welven en de flauwe lijn van den
bergrug in het noorden die den horizon sloot, een lange kam tegen de
gouden bleekte der avond-lucht. Hoeveel zachter was dit alles dan
Geneve, hoe innig en klaar! En als hij liep aan het parelend meer, onder
de hooge peppels en platanen, zag hij de romantiek der bergen: woeste
rotstinnen en besneeuwde toppen links en rechts het meer omsluiten en op
den achtergrond de bergkoulissen over elkander schuiven. Het landschap
was wijd, en toch omsloten; zwitsersch-groots, en liefelijk als Italie,
een bad van vrede en harmonie.
Dit land werd een met zijn ziel en een met zijn liefde. Had hij niet
langs de hellingen dwalend en peinzend v
|