Project Gutenberg's Aenmerkinge op de Missive van Parnas, by Anonymous
This eBook is for the use of anyone anywhere at no cost and with
almost no restrictions whatsoever. You may copy it, give it away or
re-use it under the terms of the Project Gutenberg License included
with this eBook or online at www.gutenberg.net
Title: Aenmerkinge op de Missive van Parnas
Author: Anonymous
Release Date: April 3, 2004 [EBook #11884]
Language: Dutch
Character set encoding: ASCII
*** START OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK AENMERKINGE OP DE MISSIVE ***
Produced by Miranda van de Heijning, Frank van Drogen and PG
Distributed Proofreaders
AENMERKINGE {Pag. 1}
Op de Missive
VAN
PARNAS,
Van den 22. January 1685.
GETEKENT
HUGO de GROOT.
{Pag. 2}
{Pag. 3}
AENMERKINGE
Op de Missive van
PARNAS
Na dat de Griecksche Parnas, door de Turckschen mogentheyd verscheyde
eeuwen verwoest gelegen hadde, ende daerom nu niet meer en wierde
gefrequenteert, soo heeft Boccalyn eenen anderen in Italien weten te
vinden, dan die gansch van ene andere natuer ende operatie was, als wel
de Griecksche te voren ware geweest. Want de gene die op de eerste
verkeerden, wierden beschenen met allerley klaerheydt, soo dat de
duysterheyd van haer verstant quam te verdwynen, en aengedaen wierden
met veelerley kennisse, soo dat sy verborgene dingen, oock selfs
toekomende, wisten te openbaren. Maer die op den Boccalynsche Bergh
quamen te verschijnen, bevind men nergens anders in uyt te steecken, als
in alle soort van busche scherpsinnigheyt, hebbende tongen der Slangen
niet ongelijck; ende sy selve van nature als de boose Muyl-Esels, die
van vooren byten, van achteren schoppen, niemand sparende, als die sy
niet en konnen bereyken. Op dese inventie hoewel Boccalyn seer praelde,
soo is het evenwel daer mede soo uytgevallen, dat hy geluckigh souw
geweest hebben, by aldiense hem niet dierder had komen te staen, als den
hond, soomen seyt, de worst doet. Waerom dan oock niemand naderhand lust
gehad heeft, om de naem te verkrygen, van diergelijcke Contrey ontdeckt
ofte gevonden te hebben. Maer evenwel gelijck de natuer veele
veranderingen uytwerckt, doende effene Landen tot Bergen oprijsen, ende
Steden in den Afgrond versin
|