e langwylig
en ware. Ik sal verder vragen, als Heer de Groot heeft voorgenomen te
handelen en aen te wysen, _Qua in bello fuerit, post bellum sit
Batavorum respublica_, of hy niet wel en had behoren aen te wijsen dat
dese Instructie was geabollert en in ongebruyck geraakt? Maer
mentioneert hy daer wel een woord van? Ja en seyt hy niet ter contrarie;
_Ordines eandum semper non rempublicum modo, sed & reipublica faciem
retinuerunt_? Waer komt dan dese abolitie van de Instructie ende
vernietinge van daen, als dat die onder hare cramery in hare mersch niet
en past? Alia tempora, alii mores: te voren sprack men van ordre,
reglementen, van eenigheyd, nu roept men allesints met luyder kelen niet
anders als van liberteyt en vryheydt, soodanigh dat men tusschen die en
ongebondenheyd geene onderscheyten maekt. Wat my belanght, ick {Pag 10}
ben in vreedsamige tyden, ende oock in een vry Land gebooren. Ende
gelijck ick hoop in vreedsamige tyden, alsoo hoop ick oock in een vry
Land te sullen sterven. Soo ver oock, dat ick van die hope ben, dat noch
ick, noch mijne kinderen, sal ofte sullen behoeve te sien, dat'er een
Hollandsch Romen sal opstaen, daer de andre leden onder souwen moeten
suchten. Sed ut sub specie boni & qui perniciose quandoque erratur, ita
sub specie libertatis saepe saevissima servitutis iniiciuntur vincula.
Waer van om andre voorby te gaen, de Monicken ons exempelen genoeg
geven, die groote liberteyt belovende, jonge of onervarene luyden uyt de
gehoorsaemheid van ouwers of voogden trecken, ende in een eeuwige
slavernye van het Klooster leven daer naer verdrucken, daerse van ouwers
of Magistraet noyt uyt gereddert en konnen werden. Ende siet eens of
hier niet na en sweemt het doen van de gene die nu tot Dordrecht het
Oppergesagh hebben. Die quansuys de Borgers willen schijnen vry te
maeken van het oppergesagh van Stadhouwer Praesident en Raden, maer
alleen om dat sy alleen souwen mogen na haer believen heerschen, d'andre
van hoger hand met alle gene hulp en hadden te verwachten. Want al dit
gewoel, waerom men het Land in roeren stelt, en is niet om de arme en
onnosele Burgers in meerder vryheyd te stellen, maer op dat de geene,
die nu het meesterschap menen in handen te hebben, inde Schaepskoy wat
vryer en ruymer souwen mogen domineren, ende hare schotels met het vet,
ende hare lendenen met de wol wat rijckelijcker te konnen versien. Ende
om dat'er sijn die haer selven niet garen tot eene proy souwen
overgeven,
|