taet,
na soo eene sine en solemnele legitimatie. Ende daer het Hof niet magh
oordelen van sijne competente jurisdictie, als dese Parnas-bende seyt,
daer vermagh het Gerecht van Dordrecht dit niet alleen, maer oock alle
andre moye fraigheden, hier voren verhaelt. Sijn dat niet moye bonen,
want sy rollen als erten?
Maer dit, en wat er meer souw mogen sijn, souw men wel schoon en suyver,
als men seyt, gedilueert hebben (immers soo wel geloof ick alsmen 't te
voren had gelegitimeert) _hadden die van Dordrecht sijne Hoogheydt,
wegens de gepretendeerde informaliteyten, esclaircessement ofte bericht
mogen geven, als de Commissarisen van het Hof, aen wiens jurisdictie sy
haer niet garen getrocken sagen, daer niet tegenwoordigh waren geweest._
Dan het en schort die lieden daer niet. Want sy weten wel dat die
Commissarissen in die saeck noyt jurisdictie en hebben geexerceert, maer
ook daer en boven publikelick hebben verklaert, daer in gene jurisdictie
civilik of criminelick te sullen exerceren. Gelijck oock het soo klaer
als den dagh blyckt, dat sy 't tot noch toe niet en hebben {Pag.22}
gedaen, noch van meningh en sijn te doen. Maer het bericht, dat men
geven wilde, dat woude men doen in crepusculo, als de Vleer-muysen en de
Nacht-uylen beginnen te vliegen, & remotis arbitis. Nu, waerom sy dat
soo wilden, weten sy selve wel, en die van sinnen niet berooft en is,
kan het wel lichtelick denken. Om dat men dan gedwongen werd het Auter
te ontdecken, ende te toonen wat properheden daer onder schuylen, soo
moet ick seggen, dat sijne Hoogheydt aen Burgemeesteren ende Regenten
van Dordrecht geschreven hebbende, dat sy eenige uyt den Gerechte wilden
senden, om op de aengebrachte klachten te werden gehoort, dat'er oock op
den 28. December 1684. des mergens te negen uyren eenige uyt den selve
Gerechte, met hare Secretarisen, voor hem sijn verschenen, hebbende hy
mede by hem daer ontboden degene, die als Commissarisen te vooren te
Dordrecht waren geweest. Ende na dat de selve Gedeputeerde waren gelast
neder te sitten, soo hebben sy aen hem overgelevert, hare credentialen.
Welcke gelesen sijnde, ende hy haer willende vragen, volgens sekere
opgestelde Articulen, soo is by hen Gedeputeerde geseyt, dat sy van den
Out-raedt of Vroedschap prohibitive last hadden, om te antwoorden in
tegenwoordigheydt van Commissarisen van den Hove. Waer op in effecte by
sijne Hoogheydt is geantwoordt, dat dese sake den Gerechte raekte, ende
geensins den
|