ciae, ende dat
Holland als eene geconquesteerde Provincie aen het selve onderworpen is.
Maer soo het eerste niet geseyt of geconcludeert en kan werden, als by
geprosesside Sottebollen, alsoo ook niet het twede. Wie heeft oyt dus
geargumenteert, soo heeft de Keyser geprocedeert, ende soo heeft
geprocedeert de Praeses, ende soo oock procedeert het Hof, ergo soo is
het Hof de Keyser, of het Hof is de Praeses. Maer seer wel, soo heeft de
Keyser geprocedeert, en soo heeft geprocedeert de Praeses, ergo en is het
niet nieuws dat het Hof mede soo procedeert, mits evenwel blyvende yder
in de palen van sijne Jurisdictie. Gelijck het Hof in dese saeck van Mr.
Willem Stoop heeft gedaen, obseiverende daer in hetgene Keyser Carel
tot tweemalen heeft geordineert eerst in de Instructie van den {Pag 9}
Hove geemaneert in den jare 1521, ende daer na inden jare 1531. Daer wel
uytdruckelick staet: _De Stadthouwer Praesident en Raden sullen
naerstelick monsteren, om te vernemen de abusen ende delicten vande
Bailluwen, ende andre Officiers, ende deselve gehoort sijnde te
corrigeren, na exigentie van saken. Alwaer wel uytdruckelick
gedefinieert is wie dat inquireren en corrigeren sullen, namentelick de
Stadthouwer Praesident en Raden, sonder de minste mentie van Fiscael,
Aenklager ofte Beschuldiger. Daer na de last, _sullen inquireren_, ende
oock; _naerstelick_ sonder dissimulatie. Ten derden, de ordre die
geobserveert moet werden. Als eerst, _inquireren_; ten tweden, _hooren_,
ten derden _corrigeren_, sonder de minste mentie te maken van Proces,
het sy ordinaris of extraordinaris. Het welcke dewyl men siet dat dit
klemt, soo souw men garen de gantsche Instructie, als een ouwt kleed dat
afgesleten is t'eenemael verwerpen, alsoo Keyser Carel selve sou seggen,
_dat by sich niet en kon inbeelden dat dit alles nu langer geobserveert
wierde, dewyl nu de Souvereyn altijd tegenwoordig is_. Maer hoe sober
dese solutie is kan licht daer uyt afgenomen werden, dat op den eersten
rechtdagh van 't jaer de Instructie van den selven Keyser werd
vernieuwt, ende by de Suppoosten wederom besworen. Gelijck dan de Heer
de Groot in sijne tijden het selve verscheyde malen heeft gedaen: welcke
eer de Wetten van Justinianus noyt hier te Lande hebben gehad. Ende of
niet het voorengemelde Articul in volkomen observantie is geweest binnen
den tijd van dertigh veertigh en meer jaren, souwen de exempelen van
veel Schouten en Bailluwen konnen aenwijsen, indien 't niet t
|