in jure
Canonico niet en hadden, zijn wy daerom gedestitueert van andere ex jure
civili? Is het niet soo wel eene regel juris civilis quam Canonici: _Qui
vult consequens vult & antecedens?_ Ende wederom, _Concesso aliquo etiam
ea concessa videntur, sine quibus illud expediri non potest?_ Het welk
ook soo verregaet, dat al waer het, dat de uytvoeringe vande commissie
niet en kon werden geexecuteert, sonder 't exerceren van regalien. Want
dat selve werd dan verstaen mede inde comissie begrepen te zijn, als te
sien is by Rosenth. de Feudis cap. 5. concl. 14. n. 6. Het welk ook de
leer is van Cumanus, Zafius, Mozzius en andere. Staetmen sijne Hoogheyd
de electie toe, soo moetmen hem ook toestaen het gene sonder het welk hy
de electie niet en kan doen, ofte dat het selve is, niet behoorlik en
kan doen, dat is informeren op alles dat ontrent het selve subject te
indageren staet. En wil men daer van eene text ex jure civili, men sal
die vinden genoegsaem in terminis leggende, in l. 4. C. si contra jus
vel utilitatem pub. daer de Keiser Constantinus rescribeert in {Pag.18}
deser voegen: _Eisi non cognitio sed excecutio mandatur, de veritate
precum inquiri oportet, ut si frans intervenerit, de omni negotio
cognoscatur._ De saek is dus gelegen geweest: op de supplicatie van
seker persoon, heeft de Keiser last gegeven aen Pompejanus Consulatis
Campaniae, die doe onder den Keiser dat quartier van Italie regeerde, dat
sekere sententie, ten voordeele van den suppliant, soude ter executie
leggen, sonder jet meer daer by te voegen. Pompejanus het werk by de
hand nemende, bevind dat 'et soo glad niet en gaet, maer gelijk het
schijnt, datter oppositie valt. Derhalven vind Pompejanus sich verlegen,
als siende dat sijne commissie niet verder en ley, als om te executeren,
ende dat aen dit werk wat meerder vast was, als eene simpele en blote
executie. Ende daerom neemt Pompejanus sijn recours tot den Keiser,
gelijk sijne Stadhouwers, in alle voorvallende swarigheid, gewoon zijn
geweest te doen: ende sulx soo geeft hy hem te kennen, hoe 't met die
saek gelegen was. Waer op nu de Keiser antwoord, hoewel hem met expresse
woorden niet en was aenbevolen, kennisse te nemen ende te oordelen vande
saek self, maer dat sijne commissie niet verder en sprak, als van de
executie, dat hy evenwel behoort te inquireren ende ondersoeken op de
waerheid van het te kennen geven van den Suppliant, ende soo hy bevind
datter eenig bedrog mede vermengt is, ende
|