ne plaets heeft in het eene, oock
plaets moet hebben in het andre. Ende gelijck die de confirmatie heeft
oock moet inquireren op de voorgaende electie, oock soo moet inquireren,
die de electie heeft, op de voorgaende nominatie. Dewyl daer deselve
reden is, oock het selve recht moet plaets hebben. Maer hier tegen
schrijft, soo men seyt, de Heere de Groot, dat Justinianus verklaerde,
_dat dat maer alleen inde Kerckelicke bedieninge, onder den Paeus,
plaets hadde, ende het selve aen sijne Wetten geene prejuditie te
geven._ Dan ick geloof dat het dien goeden Heer inde memorie sal sijn
geslagen, nu niet meer geheugende het gene hy te voren geweten heeft,
dat geschiet inde Classicale Vergaderingen, na het beroep. Namentlick,
dat daer mede werd geexamineert de beroepinge ende beroepenes qualiteyt
beyde. Ende nu niet meer geheugende het gene hy te vooren van {Pag.16}
het Geestelijcke of Canonyke recht selfs heeft geschreven. Als mede dat
hy aen Justinianus het meeste gelijck niet en doed, niet eens gedenkende
dat Justinianus selfs is de gene, die het fundament van het Canonyke
recht heeft gelegt. Want dit recht is originelick gesproten uyt de
besluyten, regulen ofte canones inde Synodale Vergaderingen beraemt ende
vast gestelt. Welcke, alsoose te vooren in sich selven ingesien, van
politique macht ende auctoriteyt waren gedestitueert, soo heeft
Justinianus die, d'allerste, daer by gedaen gevende haer de auctoriteyt,
die sijne andre wetten hadden, als men sien kan in sijn Novella 131. Het
welck dan is geweest het begin van het jus Canonicum. Waer op gevolgt
is, dat inde verdere tyden de Keisers selve, ofte uyt haren naem hare
Volmagtigde inde Concilien ofte Synoden hebben de gepresideert, der
selver Decreten ook, alsde voorgaende, kracht ende autoriteyt bekomen
hebben, hoewel datse van de gene niet in schrift geredigeert en zijn,
die macht hadden om Wetten te maken, moetende de Keisers als aucteurs,
ende de Schrijvers als ministers geconsideruert worden. Waer naer daer
by gevoeght zijn de Decreten van de Pausen, die op sekere voorvallen
zijn of wierden geconsulteert, tot welcke Gregorius de IX. verscheyden
dingen, genomen ex jure civili, heeft bijgevoeght, self van sodanige,
daer hy niet van geconsulteert en wierde. Waer naer van d'een en
d'andere noch jet is aengelapt. Ende dit dan soo zijnde, wilde ick wel
eens gevraght hebben, of Justinianus sichs selvens niet soude vergeten
hebben, als hy alle auctoriteyt aen het jus Cano
|