gh
andre dingen meer. Maer soo syne Hoogheydt yet diergelyx doed, en dat in
eene sake van het groote gewichte, handen vande bank, dat sijn regalien,
dat en komt hem niet toe, of moest bewesen werden, dat het hem
specialick vergunt was. Maer my belangende, soo wil ik wel eens
gevraeght hebben, waer het ondersoeken, informeren, of horen van
getuygen, een speciael regael werd genoemt, 't sy by de ouwe Schryvers,
die de consuetudines feudorum by een gevoeght hebben, of die haer
naderhand op dat spoor sijn gevolght. Ende geen speciael regael sijnde,
soo en kan het niet wel speciael gegeven geweest sijn. Ja ick sal meer
seggen, dat het gene yder een toekomt jure naturali & omnibus communi,
gelijk als dit doed, geen regael en is, ende ook niet sijn en kan, of de
natuer self moest omgekeert werden. Ende by exempel, de verklaringen,
die genomen werden, ad perpetuam rei memoriam, gelijkenen die wel
regalien! Als, neemt dat ik aen een stuck leengoeds yet te kost geleyt
hebbe, het welk ik sou konnen repeteren, indien 't quame te {Pag.14}
vervallen, ende op dat daer van t'alled tijden souw mogen blijken, ik
voor Notaris en Getuygen, of voor eenigen Rechter, doe verklaringe
beleggen, usurpere ik daer mede regalien? Wie heeft oyt sulx gehoort? Wy
weten, dat jurisdictie te plegen, dat sijne Hoogheydt binnen Dordrecht
niet en heeft gepretendeert, een regael is, maer in het minste niet het
simple ende eenvoudige hooren van getuygen. Daerom, als, ten tijde van
Jan de eerste, sekere Baillu van Zuyt-Hollant begeerde met Schepenen van
Dordrecht _te ondersoeken op sommige saken ende misdaden_ (welk men doen
plagh te noemen, stille waerheydt besitten) _die tot Dordrecht waren
geschiet_, soo hebben deselve Schepenen sonder eenige discepatie,
_toegestaen voor die reyse met hem te sitten, niet om te oordelen en
rechten, maer om te ondersoeken_. Als wel wetende, dat het selfe
_ondersoeken_ henluyden in hare jurisdictie gene prejudicie en gaf:
_quia judicium a citatione_ ut pragmatici loquuntur, _initium sumit_. Of
soo Justinianus spreekt Sec. finali. De paena temere litiguntum: _Omnium
actionum instituendarum principium ab ea parte Edicti proficiscitur, qua
Prator edicit, de la jus vecando_. Maer als de Graef selve over hare
Borgers recht spreken ende oordelen wilde, soo hebben Schepenen, die te
voren soo facyl tegen den Baillu waren geweest, sich selven wel
ernstelick daer tegen gekant: Seggende:
_Onse Handvest segget wel
|