interesseerde
hem. Hij was getroffen door de plotselinge uitwerking zijner woorden,
en, zich een boek herinnerend, dat hij op zijn zestiende jaar gelezen
had--een boek, dat hem veel geopenbaard had,--vroeg hij zich af of
Dorian Gray nu een dergelijk oogenblik doorleefde. Hij had een enkele
pijl afgeschoten. Had die getroffen?
Hallward schilderde voort met de breede, krachtige streek, die hem
eigen was, fijn en delicaat van toets, de streek, die men te danken
heeft aan kracht. Hij merkte de stilte niet op.
--Basil, ik ben moe van dat staan, riep Dorian Gray eensklaps uit. Ik
kan niet meer, ik ga wat in den tuin zitten. Het is hier om te
stikken.
--Arme jongen, het spijt me. Als ik aan het werk ben, denk ik aan
niets anders. Maar je hebt nooit beter gepozeerd. Je was doodstil. En
ik heb juist de uitdrukking getroffen, die ik hebben wou, die
lichtschittering in de oogen. Ik weet niet wat Henry je heeft zitten
vertellen, maar dit is zeker, dat hij je gezicht in de juiste plooi
heeft gebracht. Hij heeft je zeker complimentjes gemaakt. Geloof er
maar geen woord van.
--Het waren alles behalve complimentjes. Misschien geloof ik juist
daarom niets van alles wat hij me verteld heeft.
--U weet heel goed, dat u alles gelooft, zei Lord Henry, met een blik
van droomerige oogen. We zullen samen wat in den tuin gaan. Het is
hier ontzettend warm. Basil, geef ons eens iets koels te drinken, iets
met aardbeien.
--Zeker Harry, bel maar even, en als Parker komt, zal ik hem zeggen
wat te brengen. Ik moet den achtergrond nog wat bijwerken, ik kom
later wel bij je. Dit wordt mijn meesterstuk. Trouwens, het is het nu
al, zooals het daar staat.
Lord Henry ging den tuin in; hij zag hoe Dorian Gray het gezicht
begroef in de volle, koele seringen-trossen en koortsachtig den geur
ervan indronk, als ware die wijn. Hij kwam vlak bij hem en legde de
hand op zijn schouder.
--Dat is heel goed wat u daar doet, fluisterde hij. De ziel geneest
het best door de zinnen, evenals de zinnen door de ziel.
De jongen schrikte en trok zich terug. Hij was blootshoofds, en de
bladeren hadden het gouddraad van zijn haar verward. Vrees was in zijn
oogen, zooals bij iemand, die in eens wakker is gemaakt. Zijne dunne
neusvleugels trilden en een geheime zenuw deed zijn lippen beven.
--Ja, herhaalde Lord Henry, dat is een van de groote mysteries van het
leven: de ziel te genezen door de zinnen en de zinnen door de ziel. U
is een vreemd amalgama. U we
|