vingers op dier leden, als zocht hij een vreemden droom, waaruit
hij ontwaking vreesde, in zijn brein vast te houden.
--Het is je mooiste werk, Basil. Het beste wat je ooit gedaan hebt,
zei Lord Henry slapjes. Je moet dat het volgende jaar bepaald naar den
Grosvenor zenden. De Academy is te groot en te algemeen. Wanneer ik
daar ook kwam, waren er of zooveel menschen, dat ik de schilderijen
niet zien kon,--en dat was vervelend,--of zooveel schilderijen, dat
ik de menschen niet kon zien, en dat was nog vervelender. Heusch, de
Grosvenor is de eenige plaats.
--Ik denk niet, dat ik dit ergens naar toe zal zenden, antwoordde
Basil, terwijl hij zijn hoofd met dat vreemde gebaar achterover wierp,
waarom zijne vrienden in Oxford gewoon waren hem uit te lachen. Neen,
ik zend het nergens naar toe.
Lord Henry trok zijne wenkbrauwen op en keek hem verbaasd aan door de
dunne blauwe kransjes van rook, die grilligjes van zijn opiumcigarette
opkrulden.
--Nergens naar toe? Beste jongen, waarom? Heb je daar een reden voor?
Wat zijn jullie schilders toch malle kerels. Je doet alles ter wereld
om naam te maken; zoodra je naam hebt, verlang je niets liever dan hem
te verliezen. Het is mal van je, want er is maar een ding in de wereld
slechter dan bepraat te worden; dat is: niet bepraat te worden. Zoo
een portret zou je stellen boven alle jonge schilders in Engeland en
het zou de oude jaloersch maken, als oude menschen nog zoo een emotie
konden ondervinden.
--Ik weet, dat je het dwaas van me zal vinden, antwoordde Basil; maar,
waarlijk, ik kan het niet expozeeren; ik heb er te veel van mij in
gelegd.
Lord Henry strekte zich op den divan uit en lachte.
--Ja ik wist wel, dat je zou lachen, maar het is toch zoo ...
--Te veel van jou! Waarlijk Basil, ik wist niet, dat je zoo ijdel was,
en ik kan heusch geen gelijkenis zien tusschen jou, met je ruw
gezicht, vol rimpels, en je zwart haar, en dezen Adonis, die er uit
ziet of hij uit ivoor en rozeblaren gemaakt is. Beste Basil! hij is
een jonge god! en jij--nu je ziet er intelligent uit en zoo al meer,
maar schoonheid, heusche schoonheid eindigt waar een intelligente
expressie begint. Intellect is in zichzelve een soort van overdrijving
en verstoort de harmonie van elk gezicht; zoodra iemand gaat zitten om
te denken, wordt hij een en al neus of voorhoofd of iets ander
leelijks. Kijk naar alle mannen, die beroemd zijn in geleerdheid; hoe
verschrikkelijk leelijk zijn ze; natuurlijk n
|