niet langer onverschillig blijven voor de armoede en ellende om ons
heen, want wij weten dat zoolang nog een mensch in de maatschappij arm
is en ellendig en uitgehongerd, niemand volmaakt gezond en zuiver kan
zijn en zijn lichaam bewaren kan in den best mogelijken staat. In ieder
volk waarin men menschen vindt die lijden door armoede en ellende en
stoffelijke ontaarding, moet elk lichaam zijn deel ontvangen van de
ellende dier armen. De menschen zullen het misschien niet bemerken of
begrijpen, maar hun lichaam is minder gezond wegens de ziekte, die
rondwaart in de armere wijken der stad, onder de lichamen hunner armere
medemenschen. Geen volk is zoo gezond als het zijn kan, zoolang een
zijner kinderen ziek is, van geen land kunnen de bewoners volmaakte
lichamen hebben, zoolang er nog een honger lijdt. De stoffelijke ellende
in de maatschappij is een zaak die allen ter harte moet gaan en niet
slechts hun alleen die er onmiddellijk onder lijden. Wij zijn broeders
naar het lichaam en genoodzaakt hun leed mede te dragen.
De broederschap van lichaam is echter niet de eenige band tusschen ons.
Er is een broederschap van aandoeningen en gevoelens even goed als van
lichaam. Wij oefenen ook invloed op elkander uit door onze gevoelens. Al
wat ik gevoel werkt ook op u in, al wat gij gevoelt, werkt op mij in. De
geheele dampkring is vervuld van trillingen, gemaakt door de gevoelens
en hartstochten der menschen. Ook op deze wijze oefenen wij zonder het
te weten invloed op elkander uit en indien gij er op let, kunt gij het
door eigen ondervinding waarnemen. Hebt gij nooit opgemerkt, hoe wanneer
een persoon in een gezelschap slecht gehumeurd is, die stemming zich
verspreidt over de anderen, hoe een knorrig persoon in huis iedereen min
of meer wrevelig stemt? Hebt gij nooit waargenomen hoe wij in de
nabijheid van sommigen een gevoel krijgen van vrede en rust, een gevoel
alsof alles ons gemakkelijk zou vallen, terwijl anderen alleen door hun
nabijheid ons knorrig maken en alles somber doen schijnen en zwaar? Het
is de broederschap onzer aandoeningen, die op deze wijze voortdurend op
ons inwerkt en de reden waarom dit mogelijk is ligt hierin, dat de
mensch behalve het zichtbare lichaam nog een lichaam heeft van fijnere
stof, welke wij astrale stof noemen en deze astrale stof, welke van een
hoogeren graad van fijnheid is, trilt uiterst gemakkelijk en vlug. Door
onze gevoelens nu wekken wij trilling op, welke die astrale stof aandoet
en w
|