m ons
heen zullen zelf goede gedachten krijgen zonder te weten waarom. Onze
invloed zal hen goed doen denken. Op deze wijze is er broederschap van
denken evengoed als broederschap van gevoel en van lichaam.
Zie dan hoe veel er voortvloeit uit dit denkbeeld van de eenheid van al
wat is, hoe sterk deze eenheid zich doet gevoelen in het leven, hoe wij
naarmate wij die eenheid doorgronden, nuttiger worden voor elkander dan
te voren, hoe wij leeren dat wij invloed uitoefenen op onze medemenschen
door onze lichamen, onze gevoelens en onze gedachten, en hoe wij op deze
drie wijzen elkander kunnen helpen. Zoo leeren wij de natuurwet en
passen die dan toe om onze broeders te helpen en de wereld door ons
leven beter te maken. Deze eenheid, uitgewerkt zooals ik het thans heb
gedaan, is een der groote leeringen van de Theosofie.
Laat ik thans een tweede groote leering nemen, die welke zegt dat uit
God de zielen der menschen zijn voortgekomen, dat het leven van God
iederen mensch gegeven is, opdat hij zich ontwikkelen moge tot een
volmaakt wezen, gelijk God zelf. Gij zult u herinneren dat Jezus, toen
hij sprak tot de menigte, een merkwaardig gebod gaf: "Weest dan
gijlieden volmaakt gelijk uw Vader die in de hemelen is volmaakt is."
[Voetnoot: Mattheues 5,48] De Vader in den hemel nu is God, het goddelijk
Wezen, en Jezus leerde aan zijne leerlingen en aan de volksmenigte dat
zij volmaakt moesten zijn gelijk God. Nu is God volmaakt in kennis,
volmaakt in kracht, volmaakt in liefde. Hoe kan de mensch volmaakt zijn
in kennis en in kracht en in liefde, gelijk God volmaakt is? Toch was
dit het gebod dat Jezus gaf en als Jezus sprak, zeide hij slechts wat
waar was en mogelijk. Hij zou het niet hebben gezegd als deze volmaking
onmogelijk was voor den mensch. De vraag waartoe wij van zelf komen is
dan deze: hoe is het mogelijk, en is het mogelijk voor ieder of slechts
voor eenige menschen? En het antwoord dat de Theosofie geeft is: het is
mogelijk voor ieder, niet slechts voor enkelen; voor ieder is het
mogelijk volmaakt te worden gelijk God volmaakt is, de mensch is
werkelijk gemaakt naar het goddelijk beeld, dat wil zeggen hij is de
juiste weerkaatsing van God. Laten wij eerst een uiterst geval
beschouwen; een zeer onontwikkelden wilde, zoo laag ontwikkeld dat hij
het goede nog niet kan onderscheiden van het kwaad, dat hij nog niet
weet dat het kwaad is te stelen of te liegen of te moorden, dat hij al
deze dingen geoorloofd vindt. Waaro
|