u deze onderscheiding, door Jezus
gemaakt, goed in het oog te houden, omdat wij haar straks door de
kerkvaders aangehaald zullen vinden ter rechtvaardiging van de
handelwijze der kerk in hun eigen tijd.
Jezus zeide eens tot de discipelen: "Geeft het heilige den honden
niet." [Voetnoot: Mattheues 7,6.] Het woord "hond" nu had bij de Joden
een zeer bepaalde beteekenis. Het duidde iedereen aan, die geen Jood was
en gij herinnert u dat toen een Kananeesche vrouw tot Jezus kwam om hulp
te vragen, hij ten antwoord gaf: "Het is niet betamelijk, het brood der
kinderen te nemen en den hondekens voor te werpen." [Voetnoot: Mattheues
15,26.] En zij nam zonder morren die benaming aan en zeide slechts: "Ja
Heer, doch de hondekens eten ook van de brokskens, die er vallen van de
tafel hunner heeren." Dit woord van Jezus: "Geeft het heilige den honden
niet" is niet anders dan een bevel, niet het innerlijke te geven aan hen
die buiten de groep der uitverkorenen stonden. Voor deze laatsten alleen
moest het heilige worden bewaard. De apostelen, die het evangelie van
Jezus buiten de Joden verspreidden, erkenden evenzoo een aantal
uitverkorenen, dat waren zij die in de kerk in de mysterien waren
ingewijd, terwijl zij die buiten de mysterien stonden profanen werden
genoemd. Het woord profaan werd in de oudheid gewoonlijk gebruikt om
deze menschen aan te duiden en wanneer wij overgaan tot de tweede soort
van geschriften, waarvan ik u gesproken heb, tot de geschriften der
apostelen, vinden wij dat Paulus het onderscheid, door Jezus gemaakt,
behield en het toepaste op zijn eigene bekeerlingen. Zoo schreef hij aan
de Corinthiers, die als Christenen waren gedoopt, die hadden deelgenomen
aan het Heilige Avondmaal, die lidmaten der kerk waren, zooals wij
zeggen zouden: "En ik, broeders, kon tot u niet spreken als tot
geestelijken, maar als tot vleeschelijken, als tot jonge kinderen in
Christus. Want gij zijt nog vleeschelijk." [Voetnoot: I Corinthiers
3,1-3.] En elders zegt hij: "En wij spreken wijsheid onder de
volmaakten." [Voetnoot: I Corinthiers 2,6.] Paulus maakte dus hetzelfde
onderscheid als de Meester: voor hen die vleeschelijk waren, voor de
jonge kinderen in Christus, sprak hij zonder geestelijke wijsheid; die
wijsheid werd slechts gegeven aan de volmaakten, dat is, aan hen die
ingewijd waren in de mysterien der kerk. Want deze uitdrukking "de
volmaakten" is het oude woord voor de ingewijden; zij moesten volmaakt
zijn in het uiterlijke
|