aat is het geloof der Christenen te doen wankelen, geen
wonder dan dat honderden van de meest ontwikkelde menschen worden
gevonden buiten de grenzen der Christelijke kerk.
Is het mogelijk die verloren kennis te herwinnen? Is het mogelijk deze
leering weer te vinden, nu ze verdwenen is uit den schoot der kerk? Ja,
die leering is nooit werkelijk verloren gegaan, de kennis van de
mysterien is nooit geheel en al verdwenen. Zij is bewaard door Jezus
zelf en door zijn trouwe leerlingen, en die leerlingen zijn nooit geheel
en al van de aarde verdwenen. Hier en daar werd er altijd nog een
gevonden, die de duisternis om zich verlichtte, een heilige, stralend
als een ster aan den donkeren hemel, in het bezit van eerste-hands
kennis, de kennis van de oude mysterien van Jezus. Nu en dan verscheen
zulk een leerling in den schoot der Christelijke kerk, ingewijd en
onderwezen gelijk voorheen, evenals de Christenen van vroeger, in het
bezit van onmiddellijke leering, welke hem in staat stelde als leeraar
op te treden. En hiertoe zijn slechts zij in staat, die zelf de
onmiddellijke leerlingen zijn van de Meesters. Sedert de overlevering
van haar bestaan uit de kerk verdwenen is, wordt de geheime leering nog
altijd overgedragen van den een op den ander, zoo vaak er iemand
gevonden wordt die waardig is ze te ontvangen. En met die leering gaat
samen het vermogen om wat men verkeerdelijk "wonderen" noemt te
verrichten, het gebruiken van natuurkrachten, welke de gewone menschen
niet kennen. Gij zult u herinneren hoe Jezus gezegd heeft dat zekere
teekenen hen zouden vergezellen, die geloofden; dat zij vergif zouden
drinken zonder dat het hun schaadde, dat zij door handoplegging zieken
zouden genezen; aan deze teekenen, zeide hij, zouden waarlijk geloovigen
worden herkend.
Hoevele Christenen vertoonen thans deze teekenen van het levend geloof?
In welke mate zijn die krachten in het bezit der Christenleeraars van
onze hedendaagsche kerk? Hier en daar in de middeleeuwen vinden wij er
nog sporen van, zooals de wonderen, verricht door Franciscus van Assisi
en Elisabeth van Hongarije, wonderen, niet in den zin van een schending
der natuurwetten, want zulk een schending is onmogelijk, maar wonderen,
mogelijk gemaakt door de kennis eener hoogere wet, welke op lagere
gebieden niet kan worden ontdekt, door gebruik te maken van geestelijke
krachten welker werking de groote menigte der menschen niet kent.
In den aanvang van deze voordracht sprak ik
|