nzicht van Zelf-Bestaan, van onbegrensd Vermogen in
alle openbaringen voor als de Eeuwige Vader, het midden-leven van het
heelal. Uit Hem komt de Zoon voort, de openbaring van het aanzicht van
liefde der Godheid, van liefde en gelukzaligheid tevens, de tweede
persoon in de drieeenheid, de tweede Logos, zooals hij dikwijls genoemd
wordt, tweevoudig in zijnen aard: aan den eenen kant de openbaring van
mededoogen, van alomvattende liefde, aan de andere zijde van eeuwige,
oneindige gelukzaligheid. Het derde aanzicht der godheid is dat van
wijsheid. De wijsheid Gods is geopenbaard als de Geest, het goddelijk
denkvermogen. Toen God zich openbaarde als scheppende kracht, als het
algemeen denkvermogen, werd hij de derde Logos, de derde persoon in de
drieeenheid. God is in wezen een, drievoudig in zijn openbaring, het
eene Bestaan, dat zich toont in drievoudigen vorm. Wanneer wij spreken
van de drie personen van de drieeenheid, zijn dit slechts drie
aanzichten, waarin de godheid zich openbaart, zich zichtbaar maakt en
begrijpelijk voor den mensch.
De drieeenheid, die in de godheid is, weerkaatst zich in den mensch, ook
de mensch is een drieeenheid, het beeld van God. In den mensch heeft de
goddelijke drieeenheid zich uitgestort, en de mensch ontvouwt in den
voortgang zijner ontwikkeling den drievoudigen aard van de godheid, en
ontwikkelt in zijn inwezen de drie aanzichten welke hij ontvangen heeft
van God. Het eerst ontwikkelt zich in den mensch het verstand, de
weerkaatsing van den derden persoon der goddelijke drieeenheid, daarna
wordt de Zoon in hem geboren, de geest van den Christus, van
alomvattende liefde en oneindig mededoogen. Het kenmerk van den mensch
in wien dit tweede aanzicht zich ontwikkelt, die van den derden trap
tot den tweeden is gekomen, is dat diepe mededoogen dat alle menschen in
zich omvat. Dit is de geest van den Christus, en naarmate de mensch
dezen ontwikkelt wordt hij de Zoon Gods. Dan komt de tijd voor de
laatste openbaring in den mensch. Niet alleen de ontwikkeling van het
verstand, de weerkaatsing van den Geest, niet alleen de liefde, die
wordt voorgesteld door het leven van den Zoon,--ook het leven van den
Vader moet zich in den mensch openbaren. Hij moet gelijk worden aan de
goddelijke Kracht, het goddelijk Bestaan. Dat is de vereeniging waarvan
alle godsdiensten hebben geleerd, dat is het een-worden met den Vader,
waarvan Christus tot zijn discipelen sprak als de laatste zegepraal dien
zij zouden
|