ijn, en geleerd
hebben onzelfzuchtig en vriendelijk te zijn en hunne medemenschen lief
te hebben, zoodat zij thans bij hun geboorte zulk een karakter toonen.
Zij behoeven niet meer te leeren wat goed is, zij weten het van de wieg
af, juist zooals andere kinderen reeds in hun prille jeugd genien
blijken. Wanneer de ziel zulk een standpunt bereikt heeft, is het
oogenblik daar waarop haar ontwikkeling zeer kan worden versneld, het
oogenblik, waarop bijzondere leering zal komen op haren weg, waarop haar
bijzondere gelegenheden zullen worden geboden, sneller te kunnen
ontwikkelen en groeien; dan komt wat de "geestelijke geboorte" genoemd
wordt, de geboorte naar den geest waarvan Jezus sprak toen hij zeide dat
geen mensch het koninkrijk Gods kon kennen, tenzij hij was geboren naar
den geest. De menschen worden telkens en telkens geboren naar den
vleesche; zij worden slechts eens geboren naar den geest en wanneer een
mensch geboren is naar den geest, zegt men dat de Christus in hem
geboren is. Gij zult u herinneren dat Paulus in een zijner brieven
schreef, dat de Christus geboren moest worden in de ziel; dit nu is de
groote "tweede" geboorte, die het begin is van de ontwikkeling van den
Christus in den mensch. Alle vroegere ontwikkeling heeft hem slechts
doen groeien tot een goed en knap mensch, verstandig en krachtig en
zedelijk, maar na de geestelijke geboorte wordt hij geestelijk, en
begint hij het leven te leiden van den Christus. Hij wordt vol
mededoogen voor allen, vol liefde en vol van den wil zijn medemenschen
te helpen. Hij ontwikkelt in zich den aard van den Christus, hij gevoelt
de broederschap die hem met allen verbindt, hij gevoelt dat hij een is
met alle menschen, dat zij allen leden zijn van zijn huisgezin, dat zij
allen hem na-staan, als een deel van hemzelf, een deel van zijn eigen
leven. Naarmate de Christus zich in den mensch ontwikkelt, nadert hij de
volmaking. Hij wordt meer en meer vrij van zonden, hij verkrijgt meer en
meer inzicht in alle geestelijke waarheid, hij omvat meer en meer van
het goddelijk leven en drukt dit uit in zijn leven op aarde. Dit
tijdperk in de menschelijke ontwikkeling is dat van geestelijken groei,
niet van verstandelijken of zedelijken vooruitgang. Het komt na dezen
vooruitgang en brengt de gelijkenis van God en den mensch tot volkomen
volmaking. Wanneer de mensch zoo gedurende langen tijd heeft geleefd,
vrij van zonde, terwijl hij goed doet aan ieder, allen met wie hij in
aanraki
|