t baarden voorzien
is, heeft hij vijf en twintig groote tanden, twintig centimeter lang,
kegelvormig, en elk twee kilo wegend. In het bovendeel van den kop,
tusschen de kraakbeenderen, bevinden zich drie of vier honderd kilo
van de kostbaarste blanke traan. De potvisch is een wanstaltig dier,
eerder zoogdier dan een visch; hij is slecht gebouwd, en vooral aan
den linkerkant geheel misvormd, terwijl hij alleen met het rechteroog
kan zien.
De monsterachtige troep bleef steeds naderen; zij hadden de
walvisschen gezien en maakten zich gereed die aan te vallen. Men
kon vooruit berekenen, dat de potvisschen het zouden winnen; niet
alleen omdat zij beter gevormd zijn om hun weerlooze tegenstanders te
overmeesteren, maar ook omdat zij langer onder water kunnen blijven
zonder aan de oppervlakte te komen ademhalen. Het was meer dan tijd
om de walvisschen te hulp te komen. De Nautilus dook een weinig onder
water. Koenraad, Ned en ik gingen aan de ramen van den salon zitten. De
kapitein begaf zich naar den stuurstoel om met zijn vaartuig als met
een verdelgingstoestel te manoeuvreeren. Weldra voelde ik de schroef
vlugger draaien en onze snelheid vermeerderen.
De strijd tusschen walvisschen en potvisschen was reeds begonnen toen
de Nautilus er bij kwam. Het vaartuig sneed den troep potvisschen af:
deze waren eerst niet zeer verwonderd over de verschijning van een
nieuw monster dat zich in den strijd mengde, doch moesten zich weldra
voor zijn slagen vrijwaren.
Welk een strijd! Ned Land zelf was in verrukking en klapte in de
handen. De Nautilus was slechts een reusachtige harpoen, door de hand
van den kapitein gedrild. Het schip vloog tegen die vleezige massa's
aan, doorboorde ze geheel en al, zoodat er na dien stoot slechts twee
afzichtelijke helften van het dier overbleven. Het had geen gevoel van
de vreeselijke slagen, welke de potvisschen er met den staart tegen
gaven, evenmin van de stooten, die het uitdeelde. Als een potvisch
gedood was, wierp de Nautilus zich op een ander, ten einde zijn prooi
niet te missen, vloog, gehoorzaam aan het roer, voor- en achteruit,
dook als de visch naar de diepte zwom, kwam er weer mee boven als
de potvisch naar de oppervlakte vluchtte, trof hem in 't midden of
schuins, sneed het beest in tweeen of scheurde het van elkander,
sloeg de monsters in allerlei richtingen en allerhande houdingen met
zijn geweldige spoor.
Welk een slachting! wat een geweld aan de oppervlakte van den Oceaan;
wat l
|