had geleden. Een stille traan schoot langzaam in
haar oog.
"O! zooveel!" zuchtte zij. Zij bleven beiden eene wijle stilzwijgend
en lieten hunnen blik langs wederskanten van den weg over het
landschap drijven, terwijl het open rijtuig hen door de zachte
avondschemering naar hunne woning voerde. Zij dacht aan Tante, die
zij zoo bemind had en die voor haar steeds zoo goed was geweest; aan
Tante, die zij wellicht nooit zou verlaten hebben, hadde deze nog
mogen leven. En hij dacht ook aan zijne eenzame en treurige
levenswijze, en of zijne zuster het bij hem wel gewoon zou kunnen
worden. Zij kwamen met de duisternis te M... aan, het dorp waar Rene
woonde. Sinds den dood van vader was zij tehuis niet meer geweest.
Hij leidde haar op de kamer, die hij voor haar had doen bereiden, en
wees haar de kast en de commodes aan, waarin zij hare kleederen kon
leggen. "Hier was het steeds uw vertrek," sprak hij, "als gij kind
waart." Zij glimlachte bewogen en stak een binnendeurken open, en
terwijl een traan van zachte ontroering haar oog schielijk
verduisterde: "En hier was het de kamer van Moeder," antwoordde zij.
Zij zagen elkander met aandoening aan. Hij leidde haar door al de
plaatsen van het huis en zegde, dat zij alles volgens haren zin zou
mogen schikken. En zij bedankte hem erkentelijk en dacht, dat hij
toch goed was voor haar.
* * * * *
Laurence had zich nimmer tot haren broeder aangetrokken gevoeld.
Dat kwam ook wel gedeeltelijk, omdat zij hem zoo weinig gekend had.
Vroeger, als nog hunne beide ouders leefden, was Rene bij zijnen oom
in stad gaan wonen, om aldaar de leergangen eener school te volgen.
Zij was dan nog zeer jong en aan hare kinderspelen had hij alleen in
de vacantien bij tusschenpoozen deel genomen. Hij was teruggekeerd
naar huis omtrent den ouderdom van twintig jaren, en zij had zijne
plaats bij Oom vervangen, om zooals Rene ook hare opvoeding in stad
te bekomen. De jaren waren verloopen en later hadden zij elkaar[1]
slechts in de vacantie of op sommige bijzondere dagen gezien. Hij was
ook reeds een man geworden toen zij nog een kind was.
Oom was intusschen gestorven. Eens had Laurence vernomen dat Rene
ging trouwen. Dit had Mama haar klagend gezegd, want zij en Papa
waren er hevig tegen, omdat het meisje zoo tenger van gezondheid was,
en de tering, zei men, reeds twee harer zusters weggenomen had. Dit
huwelijk echter was nimmer aangegaan. Het meisje was vroegtijdig,
gelijk hare zusters,
|