an ordinaire kost, maar wil zich niet laten
vervelen, en boert en klucht, de meest beminde genres, zijn bepaalde
kunstvormen. Op dit gebied kan verkwikkelijk werk worden geleverd, en in
dit soort werk laat men den kunstenaar in Engeland zeer groote vrijheid.
Pas in de hoogere vormen van het drama ziet men de slechte uitwerking van
den volksinvloed. Waar het publiek bovenal afkeer van heeft, is het
nieuwe. Iedere poging om het stof-gebied der kunst uit te breiden is het
publiek uiterst onaangenaam; en toch hangt van de voortdurende
uitbreiding daarvan de levensvatbaarheid en vooruitgang der kunst in
ruime mate af. Het publiek wil niet aan het nieuwe omdat zij er bang van
zijn. Het geldt bij hen voor een uitingswijze van individualisme, een
beslaglegging van de zijde van den kunstenaar op het recht zijn eigen
onderwerp te kiezen en dat te behandelen zooals hem goeddunkt. Deze
houding van het publiek is volkomen verklaarbaar. Kunst is individualisme,
en individualisme is een verstorende en ontwrichtende kracht. Daarin ligt
zijn onberekenbare waarde. Want wat het zoekt te verstoren, is de
eentonigheid van den typos, de slaafschheid der gewoonte, de tyrannie van
het gebruik, het nederhalen van den mensch naar het peil van een werktuig.
Op kunstgebied slikt het publiek wat eenmaal geweest is, omdat zij het
niet kunnen veranderen, niet omdat zij het waardeeren. Hun klassieken
zwelgen zij door met huid en haar zonder hen ooit te smaken. Zij dulden
hen als onvermijdelijk, en daar zij hen niet kunnen knauwen, zetten zij
een grooten mond over hen op. Vreemd genoeg, of niet vreemd, naar het
standpunt dat men kiest, sticht dit aannemen der klassieken een hoop
kwaad. De critieklooze bewondering van den Bijbel en van Shakespeare in
Engeland is daar een voorbeeld van. Bij de bijbelbewondering behoef ik
niet stil te staan, omdat kerkelijk gezag daarbij in beschouwing komt.
Maar in het geval Shakespeare ligt het voor de hand, dat het publiek in
werkelijkheid de schoonheden noch de gebreken zijner tooneelspelen ziet.
Als zij de schoonheden zagen, zouden zij niets tegen de vrije
ontwikkeling van het drama hebben; en als zij de gebreken zagen, zouden
zij daar evenmin iets tegen hebben. Het feit is dat het publiek de
klassieken in een land gebruikt als middel om den vooruitgang der kunst
te dwarsboomen. Zij verlagen de klassieken tot gezagdragers. Zij
gebruiken hen als ploertendooders om den nieuwen vorm eener vrije
schoonheidsuiting den kop i
|