doordat het is wat de kunst nooit geweest is, en wanneer men het den
maatstaf van het verleden aanlegt, meet men het met een maatstaf op de
verwerping waarvan zijn waarachtige volmaaktheid berust. Enkel een
gestemdheid die bij machte is door het medium der verbeelding, onder
verbeelde omstandigheden, nieuwe schoonheidsindrukken te ontvangen, kan
een kunstwerk waardeeren. En nog meer dan bij de waardeering van
beeldhouw- en schilderkunst, geldt dit bij de waardeering van zulke
kunsten als waartoe het drama behoort. Want bij een schilderij of een
beeld heeft de waardeering niet te worstelen met den tijd. Tijdsverloop
komt hierbij niet in aanmerking. In een enkel oogenblik kan hun eenheid
worden gegrepen. Inzake literatuur staat het anders. Een zekere tijd moet
doorgemaakt eer de eenheid der uitwerking mogelijk wordt. Zoo kan in een
drama in het eerste bedrijf een of ander voorkomen, waarvan de
waarachtige kunstwaarde voor den toeschouwer verborgen blijft tot een
moment in het derde of vierde. Gaat het aan dat de dwaas zich daar warm
over maakt, zijn verzet uit en het spel verstoort en de uitvoerenden
hindert? Immers neen. De eerlijke toeschouwer blijft rustig, en smaakt de
zoete ontroering van verwondering, geprikkelde belangstelling, spanning.
Hij behoort niet een toonneelspel te gaan zien om zijn vulgair humeur te
verliezen, maar om zijn gestemdheid tot kunstgenot uit te vieren, of als
hij die niet bezit, haar te winnen. Hij is geen scheidsrechter inzake het
kunstwerk. Hij wordt toegelaten om het kunstwerk in oogenschouw te nemen
en, als het werk schoon is, in zijn aanschouwing al het egoisme dat hem
leelijk maakt, te vergeten, hetzij het egoisme van zijn onwetendheid,
hetzij dat van zijn onvoldoende weten. Men ziet dit, geloof ik, bij het
drama, nog niet genoeg in. Ik kan mij voorstellen dat, als "Macbeth" voor
het eerst voor een modern Londensch publiek ten gehoore werd gebracht,
verscheidene menschen sterk en hevig in verzet zouden komen tegen het ten
tooneele brengen der heksen in het eerste bedrijf met haar kluchtige
gezegden en belachelijke kreten. Maar als het tooneelspel aan zijn eind
is, wordt men zich bewust dat de lach der heksen in "Macbeth" even
verschrikkelijk is als de lach der krankzinnigheid in "Lear," en
schrikkelijker dan de lach van Iago in het treurspel van den Moor. Geen
aanschouwer van kunst heeft een vollediger mate van ontvankelijkheid van
noode dan de toeschouwer van een tooneelspel. Zoodra hij g
|