geloof ik dat tegenwoordig de man der wetenschap en
de wijsgeer daar hartelijk om zouden lachen. Toch is het nog niet eens
zooveel jaren geleden dat zoowel wijsbegeerte als wetenschap onderworpen
waren aan een bruut-optredend toezicht van het publiek, met andere
woorden aan gezag: gezag van de heerschende onwetendheid der gemeenschap,
gezag van de vrees en machtzucht van een of andere kerkelijke of
regeerende klasse. Als elk weet, zijn wij thans grootendeels gevrijwaard
voor elken aanslag van de zijde van gemeenschap, kerk of regeering om het
individualisme der speculatieve gedachte te hinderen, maar de zucht om
het individualisme der verbeeldingskrachtige kunst te dwarsboomen hangt
nog steeds in de lucht. Of liever, zij gaat verder, zij treedt aanvallend,
beleedigend en bruut-hinderlijk op.
De kunsten die er in Engeland het best zijn afgekomen, zijn de kunsten
waarin het publiek geen belang stelt. De dichtkunst is een voorbeeld van
wat ik bedoel. Het is mogelijk geweest hier in Engeland uitnemende
dichtkunst te hebben, omdat het publiek geen gedichten leest en
dientengevolge er geen invloed op uitoefent. Het publiek bemint het,
dichters te smaden omdat zij individualisten zijn, maar als dat eenmaal
gelukt is, laat het hen aan hun lot over. Inzake roman en drama, kunsten
waarin het publiek wel belang stelt, is de uitkomst van de gezagsoefening
van het publiek in een woord belachelijk geweest. Geen land brengt zoo
slecht geschreven belletrie voort, zoo vervelend en geesteloos werk in
romanvorm, zulke kinderachtige laag-bij-den-grondsche tooneelspelen. Het
kan ook niet anders. Het peil van het publiek is van dien aard, dat geen
kunstenaar het bereiken kan. Het is tegelijkertijd te gemakkelijk en te
bezwaarlijk om populair romanschrijver te zijn. Het is te gemakkelijk,
omdat de eischen van het publiek wat aangaat opzet, stijl, zielkundige
behandeling, levensgetrouwheid, literaire waarde binnen het bereik van de
goedkoopste vaardigheid en den meest onontwikkelden geest vallen. Het is
te bezwaarlijk, omdat de kunstenaar, ten einde aan zulke eischen te
beantwoorden, zou moeten schrijven niet om het kunstgenot van het
schrijven, maar voor het vermaak van half-opgevoede menschen, en daarom
zijn individualiteit zou moeten onderdrukken, zijn cultuur vergeten, zijn
stijl vernietigen, en alles prijsgeven wat waardevol in hem is. Met het
drama staat het een beetje beter. Het publiek dat naar den schouwburg
gaat, houdt wel is waar v
|