worden opgelegd, en zou men
hen misschien een leelijke kool stoven. Geheel anders echter wordt
de zaak voor grondbezitters en landheeren, die moeten steeds op hun
hoede zijn, zich niet ongewapend of onverzeld te ver van hun veilige
woonplaats wagen, willen zij niet de kans loopen te worden opgelicht
en slechts tegen een flink losgeld te worden vrijgelaten.
Het museum van onzen vriendelijken gastheer, uitsluitend bestaande
uit voorwerpen, op zijne eigene bezittingen opgegraven, is werkelijk
overrijk en belangwekkend en bevat grootendeels dezelfde zaken die
men bij duizenden ziet in de musea van Palermo, Messina en de andere
steden van Sicilie. Lange reeksen grieksche en phoenicische vazen en
aardewerk, vele overblijfselen uit het steenen en bronzen tijdperk,
hamers, pijlpunten enz. twee prachtige gouden slangen, waarschijnlijk
armbanden, ontelbare romeinsche lampjes en beeldjes en eenige arabische
voorwerpen. Met groot geduld wordt ons alles uitgelegd en vertoond
en men kan aan alles merken dat wij den wellevenden Italiaan met ons
bezoek een groot genoegen doen.
Daar wij nog een paar uur daglicht te goed hebben, wandelen wij
de stad uit een landweg op, knoopen hier en daar een praatje aan
met dezen en genen die ons daartoe 't meest geschikt voorkomt,
om zoodoende nog eens iets meer te hooren aangaande de bewoners
dezer lava-stad. Zij zijn voor een groot deel landbouwers en het
is een eigenaardige bizonderheid van Sicilie dat die niet evenals
bij ons op het land wonen, maar zooveel mogelijk in de steden. Zij,
die hun land in de nabijheid dier steden hebben, verlaten des morgens
vroeg hunne woonplaatsen en keeren daarin des avonds terug. Anderen
wier landerijen op grooter afstand zijn gelegen, gaan des Maandags
ochtends daarheen, bewonen de geheele week hunne armelijke steenen
hutjes en komen Zaterdagavond weer naar de stad om den Zondag bij
vrouw en kinderen te slijten.
Het is de moeite waard bij het vallen van den avond deze
schilderachtige figuren naar de stad te zien terugkomen over den ouden
heirweg van Messina naar Palermo die langs Randazzo loopt. Dan een
landheer hoog te paard, zijn mantel tot op zijne voeten afhangende,
in gestrekte galop, dan een tweewielig wagentje getrokken door een
muildier dat moeite heeft de talrijke passagiers voort te zeulen,
dan een ezel niet zelden bereden door twee of drie volwassen mannen
en bovendien beladen met eenige takkenbossen of zakken hooi. In
eindelooze karavaan trekt
|