dit alles aan ons oog voorbij en eerst
als het bijna volslagen duister is, begint de stroom te minderen
en keeren wij terug naar ons hotel. Daar worden wij blijkbaar niet
verwacht, want op onze komst geraakt alles in rep en roer, de waard
roept: licht, licht, vlug! en boven aan de trap verschijnt een klein
petroleumlampje waarmee men ons voorlicht naar de eetzaal.
Tot onze verbazing bericht hij ons dat er bezoek voor ons is geweest
en overhandigt ons ieder een reusachtig groote visitekaart. Het was de
Heer Vagliasindi del Castello die ons met ouderwetsche hoffelijkheid
een uur geleden een contra-bezoek had gebracht.
Na een avondmaaltijd, niet veel beter dan het diner, gaan wij nog even
genieten van den prachtigen avond en het natuurgenot doet ons alras
de kleine hotelmiseres vergeten. Een heldere, diep-blauwe hemel,
waarin de sterren schitteren met veel grooter glans dan wij dit in
onze waterachtige atmosfeer gewend zijn, welft zich boven de Etna die
met haar pluim van rook daar zoo vredig ligt alsof zij nooit eenig
onheil had gesticht.
De waard roemt zichzelf als uitstekende gids, hij vertelt van zijn
verschillende tochten, van de uitmuntende paarden, muildieren en tenten
die hij te zijner beschikking heeft. Maar als wij hem voorstellen den
volgenden dag met ons zijn trots, zijn Etna te beklimmen, dan weigert
hij. Hij schijnt op ons voorstel niet in 't minste verdacht te zijn,
want plotseling krijgen zijne verhalen een ander tintje. In dezen
tijd van het jaar de Etna op, waaraan denken wij! Het is veel te koud,
storm en sneeuwjachten kunnen ons overvallen! Vooral de koude schijnt
hij te vreezen en voor geld noch goede woorden is hij tot de excursie
te bewegen.
Hoe aanbevelenswaardig een bezoek aan Randazzo ook moge zijn, zonder
al te veel hartzeer zal men toch den volgenden dag dit sombere stadje
weer verlaten. Weder door vele bewoners uitgeleide gedaan begeven wij
ons spoorwaarts, bemerken nog op onze wandeling daarheen dat de pleinen
der stad worden gebruikt tot droging van mais en andere granen, en is
het een eigenaardig gezicht groote oppervlakten, met deze goudgele
voedingsmiddelen bedekt, in de zon te zien schitteren. Of er door
de stad voor dit gebruik ook precario geheven wordt, zijn wij niet
gewaar kunnen worden.
Wij bestijgen weder het kleine, schuddende treintje om onze reis om
de Etna te vervolgen. De verdere weg is niet minder afwisselend in
grondgesteldheid en natuurschoon dan het eerste gedee
|