alle hoop op een goede reis. Bij een
veer kwam de eerste moeilijkheid: we moesten betalen. Gelukkig is
de gebarentaal overal dezelfde en hebben de Finnen nog niet geleerd
vreemdelingen te exploiteeren; ze gaven ons dus netjes ons geld terug,
toen het bleek dat we te veel betalen wilden.
Gedurende de reis moesten we vijf keer van paarden en koetsier
verwisselen. Meestal kregen we vader en zoon mee, en nu was het
opmerkelijk dat de weg en de wagens hoe langer hoe slechter werden
en de zoons hoe langer hoe jonger. Het laatste koetsiertje was
zeker niet ouder dan acht jaar. Hij was een alleraardigst ventje,
dat altijd door wilde praten en erg verbaasd was, dat we hem niet
verstonden. Tegelijkertijd lette hij goed op zijn paard en was
bizonder tevreden over zichzelf, toen hij den vader een heel eind
vooruit was. Hij zat op een laag bankje voor ons, maar was zoo klein,
dat hij er telkens afzakte. Eindelijk heb ik onzen koetsier maar op
schoot genomen.
't Ging als van een leien dakje tot het laatste station. Toen was er
geen paard te krijgen. We konden niets zeggen of vragen, en als we
boos keken, lachten de boeren ons vriendelijk toe. De boerin vroeg
ons zelfs binnen te gaan en deed al het mogelijke om ons goed te
ontvangen. Na eenigen tijd van ongeduldig wachten hoorde ik het woord
"tule". "Nu komt het paard", zeide ik, want "tule tanne" beteekent
"kom hier". En ik had gelijk: daar kwam het aan. Tot aandenken wilde
ik de familie photographeeren. Dit was het eenige woord, dat ze van
ons begrepen. Nauwelijks had ik "photographie" gezegd, of het heele
huishouden kwam aanloopen, ook de grootvader, die zeker nog nooit
gephotographeerd was.
Te goeder ure kwamen we in Elisenwaara. De weg, dien we gereden
hadden, was slechts bij gedeelten mooi, want witte berken vervelen
op den duur, als ze door geen ander hout worden afgewisseld en een
meer met dennen er om heen verliest zijn bekoorlijkheid, als twee uur
lang geen verandering in het landschap komt. Nog eens, Finland is geen
land voor toeristen, maar een land om op een plaats stil te blijven;
het is een land om te rusten en te droomen.
De trein bracht ons naar Sortavala, eene stad die op 't eerste
gezicht niet aanlokkelijk scheen en ook in werkelijkheid niet anders
is dan een kleine, vervelende provinciestad, aan een groot meer, het
Ladoga-meer. In verband met het vervolg van onze reis moesten we den
geheelen Zaterdag daar doorbrengen. Van geen enkele finsche stad,
behalv
|