rde vaartuig
was nog maar drie kilometer van ons af. Niettegenstaande het hevig
kanonvuur verscheen de kapitein niet op het plat, en als toch een van
die kegelvormige kogels den Nautilus vlak op een der platen getroffen
had, zou dit noodlottig hebben kunnen worden.
Toen zei de Amerikaan:
"Mijnheer, wij moeten alles beproeven om uit dien ellendigen toestand
te geraken. Laten wij seinen geven! Duizend duivels, men zal misschien
dan toch begrijpen dat wij eerlijke lieden zijn!"
Ned Land nam zijn zakdoek om er mee in de lucht te zwaaien; doch
nauwelijks had hij dien ontplooid, of een ijzeren hand wierp hem,
niettenstaande Neds verbazende sterkte, tegen den grond.
"Ellendeling!" riep de kapitein, "wil je dan dat ik je op de spoor
van den Nautilus vastspijker, voordat ik dat schip aangrijp?"
Kapitein Nemo was vreeselijk om aan te hooren, doch nog
verschrikkelijker om aan te zien. Zijn gelaat was doodsbleek van woede;
zijn oogen waren verschrikkelijk samengetrokken; hij sprak niet meer,
hij brulde; hij stond daar voorover gebukt en drukte den Amerikaan
bijna in elkander. Eindelijk liet hij hem los, en zich naar het
oorlogschip wendend, waarvan de kogels om hem heen regenden, riep
hij met krachtige stem:
"O, je weet wie ik ben, vervloekt schip, ik heb je vlag niet te zien
en te herkennen! Zie, ik zal je de mijne toonen!" En kapitein Nemo
ontrolde voor op het plat een zwarte vlag, gelijk aan die, welke hij
aan de Zuidpool geplant had.
Op dit oogenblik raakte een kogel het bekleedsel van den Nautilus,
echter zonder het te beschadigen, en sprong dicht bij den kapitein
terug in zee. Deze trok de schouders op en zei toen kortaf tegen mij:
"Ga naar beneden met uw makkers!"
"Mijnheer!" riep ik, "wilt gij dit schip aanvallen?"
"Ik ga het in den grond boren, mijnheer."
"Dat zult gij niet."
"Ik zal het wel doen," antwoordde de kapitein koeltjes. "Krijg het
niet in uw hoofd, om mij te beoordeelen, mijnheer. Het noodlot toont
u iets, wat gij niet moest zien. De aanval is begonnen, de verdediging
zal verschrikkelijk zijn. Ga naar binnen."
"Welk schip is het?"
"Weet gij dat niet? des te beter, dan zal ten minste de herkomst er
van een geheim voor u blijven. Ga naar beneden!"
Wij konden niets anders doen dan gehoorzamen. Een vijftiental matrozen
van den Nautilus omringden den kapitein en beschouwden het naderend
vaartuig met een onverzoenlijk gevoel van haat. Men begreep, dat
dezelfde dorst naar wraak hen al
|