einder, behalve tegen
vier uur in den middag, toen ik een groote stoomboot in westelijke
richting zag voortstoomen. Een oogenblik kon ik de masten zien,
doch men kon aan boord van die boot den Nautilus niet gewaar worden,
omdat hij bijna gelijk met het water dreef. Ik dacht dat deze boot aan
de Peninsular and Oriental Company behoorde, die den dienst verricht
tusschen Ceylon en Sidney, en Melbourne aandoet.
Tegen vijf uur 's avonds, even voor de korte schemering, die in de
keerkringsstreken dag en nacht bijna onmiddellijk op elkander doet
volgen, werden Koenraad en ik door een zonderling schouwspel getroffen.
Er bestaat een bevallig diertje, dat volgens de ouden het geluk
voorspelde: Aristoteles, Athenacus, Plinius en Oppianus hadden
het beestje nauwkeurig bekeken en daarvoor al de dichterlijke
beschrijvingen van de Grieksche en Romeinsche geleerden opgehaald;
zij gaven er de namen aan van Nautilus en Pompilus; maar de nieuwere
wetenschap heeft deze benaming niet behouden, want dit weekdier is
thans bekend onder den naam van "Argonaut".
Welnu, het was een troep van die Argonauten, die op dat oogenblik op
de zee zwommen, wij telden er verscheiden honderden; deze bevallige
weekdieren zwommen achteruit door middel van een pijp, die hen in
beweging brengt, en waardoor zij het water, dat zij bij de ademhaling
binnen krijgen, weeruitspuiten. Van hun acht voelarmen dreven er zes,
die zeer lang en dun waren, op het water; terwijl de beide anderen,
die aan de einden omgekruld waren, overeind stonden, en dienst deden
als kleine zeilen. Ik zag duidelijk hun spieraalvormige schelp, door
Cuvier bij een netgevormde sloep vergeleken; het was inderdaad een
schuitje, dat het dier draagt en het heeft afgescheiden, zonder dat
het er aan vast is gehecht.
"De Argonaut kan zijn schelp verlaten," zei ik tot Koenraad, "maar
hij verlaat ze nooit."
"Dan doet hij net als kapitein Nemo," antwoordde Koenraad, "daarom
zou hij zijn vaartuig liever 'Argonaut' hebben moeten noemen."
Gedurende een uur dreef de Nautilus te midden van die weekdieren, toen
werden deze plotseling door ik weet niet welken schrik bevangen. Als
op een gegeven teeken gingen de zeiltjes naar beneden, de voelarmen
werden ingetrokken, het lichaam kromp samen, de schelpen keerden om,
veranderden daardoor haar zwaartepunt en verdwenen plotseling onder
de golven. Het was het werk van een oogenblik; nimmer manoeuvreerden
de schepen van een vloot met meer juistheid.
Op
|