ertelt, lijkt het een wonder; maar de werkelijkheid
is anders geweest. De monniken, geleid door hun opperhoofd Mozes,
kwamen uit het Noordwesten; zij openden een bres, wat betrekkelijk
gemakkelijk was, en, gewapend met zware ijzeren staven, beproefden
zij, in grooten getale opgekomen en gerecruteerd uit alle aanhangers
der nieuwe leer, die zich in de stad bevonden, een aanval. Op de
stevige steenen van het gebouw vermocht de brand niet veel, maar de
schilderingen op de muren werden een gemakkelijke prooi van het vuur,
en al wat zij verder konden vernielen, bezweek onder de slagen.
Toch stieten zij op weerstand, en hoewel de tegenstanders een
gruwelijken dood stierven, ook de dweepzieke bende had veel verliezen
te lijden. Als men nog maar kon denken, dat het vernielingswerk
plaats had in een oogenblik van toorn en opgewekte volkswoede!
Maar de vernielingsarbeid duurde een heelen tijd, de woede was al
lang bekoeld, toen nog de dweepzucht bleef gelden.
Te midden van de oude pracht, die zooveel herinneringen wekt,
doorleefde ik een viertal winters. Het moderne leven der bewoners
van Abydos was niet zoo begeerlijk voor mij, dat het mij weg kon
lokken van de oude ruinen. Elken dag en ieder oogenblik werd mijn
aandacht getrokken door tooneelen uit de oudheid, die hun stempel
hebben gedrukt op de tegenwoordige geslachten.
De dorpen, die thans verrijzen op de plek der oude stad van Osiris,
zijn altijd in twee kampen verdeeld, dat der heftigen en dat der
vreedzamen. Set heeft zelfs nog meer aanhangers dan de goede god,
Osiris. De heftigen zijn goed georganiseerd onder leiders, die
even slim zijn als geveinsd. Er bevond zich tijdens mijn verblijf
in Abydos een bende boosdoeners, die werkte onder eene bij allen
bekende leiding. Zij verwoestten het land tien mijlen in den omtrek,
en de plaatselijke autoriteit onderhandelde met die menschen, blij,
dat ze er met weinig kosten af was en daarbij nog haar deel ontvangend
van den buit, door nachtelijke expedities opgebracht.
Als de leden van de bende van iemand in den omtrek hoorden spreken,
die door slimmen handel en groote spaarzaamheid eenig geld had gewonnen
en het zoo goed mogelijk had verborgen, en hun spionnen waren daarvan
spoedig op de hoogte, dan begaven zich zestig of tachtig man, met
goede geweren gewapend, naar de plek, sloten de huizen in, verwekten
schrik en angst in de nabuurschap, traden overal binnen, zonder verlof
te vragen en maakten zich van de begeerde schatt
|